terug naar het overzicht
'DE DIGITALE SLUIZ'

De overstroming van 1916


aflevering 180 van 17 november 2008

'DE DIGITALE SLUIZ' is een rubriek van Guus Kroon. Het opnemen van zijn stukjes betekent niet noodzakelijkerwijs dat de redactie van Muideninfo er mee instemt.

Op 3 november 2008 werd een aantal inwoners van Weesp en scholieren van het Casparuscollege geëvacueerd naar de Kazerne in Muiden.

Bij het betreden van dit gebouw riep één van de geëvacueerde deelneemsters: “Gaan jullie maar, ik ga niet naar binnen. Wie zegt dat het binnen veilig is.” (G.en E. 4-11-“08). Waarschijnlijk had niemand in het voor een overstromingsramp oefenende gezelschap door hoe waar deze opmerking eigenlijk was.

Op 14 januari 1916 stond er namelijk een halve meter water in de Kazerne.

Deze foto is genomen in 1992, bij het stenen huis ten zuiden van de Kazerne, een toenmalige oficierswoning. 
De tekst luidt:
 
WATERSTAND
14 JANUARI 1916  -------------------- 5 UUR VOORMID.
 
De tekst is met een scherp voorpwerp ingekrast en door Guus Kroon met krijt beter zichtbaar gemaakt voor de foto. De streep in het midden geeft de toenmalige waterstand aan en bevindt zich ongeveer 60 cm boven de grond. Helaas is de tekst tegenwoordig niet meer zichtbaar doordat de meidoorn er over heen is gegroeid.


Het was er verre van veilig.
Een noordwesterstorm had het water van de Zuiderzee al dagenlang opgestuwd en toen het in de nacht van 13 op 14 januari tot 2.88 meter + N.A.P. was gestegen volgde een overstroming in Muiden en langs de hele zuidkust van de Zuiderzee, van Diemen tot en met Bunschoten/Spakenburg. Een citaat:

“Met bulderend geraas stroomde het water de Hellingstraat in en sloeg over de stenen beer langs de Herengracht en het Spakenburg heen. Nagenoeg alle straten overstroomden” aldus het verslag van de plaatselijke correspondent van de Gooi- en Eemlander van 15 januari 1916, oud-onderwijzer C. Barteling.
In verscheidene woningen was het water zo hoog gestegen dat ze ontruimd moesten worden en de bewoners een veiliger toevluchtsoord opzochten. Mannen liepen tot hun middel in het water om de uit hun slaap gehaalde kinderen en het vee dat op stal stond in veiligheid te brengen. Dit vee werd op de schansen gejaagd of ondergebracht in de Hervormde (nu Grote, GK) Kerk, terwijl het gebouwtje “Ons lokaal” voor opvang in gereedheid werd gebracht.”

“ Op verscheidene plaatsen werd de bestrating geheel weggeslagen, waardoor er levensgevaarlijke situaties ontstonden. (Er kwamen diepe gaten waarin men zou kunnen verdrinken, GK). Tijdens reddingsacties, die in het donker plaats vonden, was voorzichtigheid geboden daar tal van balken, planken, zelfs handkarren ronddreven. Enige vaartuigen die op de scheepshelling (van P. Pauw, bij de zeedijk, GK) lagen geraakten los en op drift. Ze dreven weg waardoor de Pampusboot, bevreesd voor een botsing, een andere ligplaats koos. Het was een situatie als nooit te vergeten.”

“Vanaf het Muiderslot, waarvan de binnenplaats en de kelders blank stonden, tot kort bij de zeesluis was het één zee. Het water stroomde met geweld de stegen en gangen in, alles op zijn weg meesleurend. Met één woord een treurtoneel. De Amsterdamschestraat, de Hellingstraat, de Weesperstraat, alles water en nog eens water, zelfs in het Achterom van de Kazerne (de Kazernestraat, waar Barteling woonde, GK) tot de zoutkeet.”

“Toen het dag werd en het water zakte, kon men de ruïne overzien, treurig, treurig. Niet alleen de kruidenierswinkels, ook in de Kazerne, de kelders en de keuken van het Muiderslot, waar een grote voorraad levensmiddelen en andere benodigdheden voor de militairen lagen opgeslagen, waren voor een aanzienlijk bedrag zwaar beschadigd of geheel vernield.”

De plaatselijke correspondenten meldden verder nog belangrijke schade aan de zoutziederij, op de scheepstimmerwerf, in de buskruitfabriek en de verffabriek (op de Herengracht, ten zuiden van de Ossenmarkt, GK). Op 15 januari trok het water zich langzaam terug. Het laatst uit de Amsterdamsche-straat, waar een uitweg voor het water was gemaakt door de vestingwal heen. Nadat het water zich had teruggetrokken konden de bevolking en de militairen aan de schoonmaak beginnen door het achtergebleven zeeslib te verwijderen en de regenbakken, die door het zoute water waren volgestroomd, leeg te maken. Het gemeentebestuur pakte met voortvarendheid de herstellingen van de grote gaten bij de Naarderpoort en in de Amsterdamsche straatweg aan, om zo snel mogelijk de normale toestand te doen terugkeren, zodat de Gooische stoomtram haar dagelijkse dienstregeling kon hervatten.

Bij de oostzeedijk, tussen Muiden en Muiderberg, joeg de felle noordwesterstorm het water zo hoog op dat de situatie 's nachts precair was geweest. Arbeider De Haan, die met zijn gezin in de Noordpolder vlak achter de zeedijk woonde, (tegenover het witte huis in de polder, GK) vertelde aan een journalist van de Gooi- en Eemlander:

“Angstwekkend hoog klom het water tegen de dijk. Ik werd 's nachts om 3 uur wakker door het angstig keffen van mijn hond die dreigde te verdrinken. Toen ik uit de bedstede stapte stond er reeds 25 cm water in de kamer. Met mijn hele hutje en mutje, inclusief de geiten, de kippen en de hond, vluchtte ik met mijn vrouw en kinderen naar zolder en wachtte de komende situatie af.”

“Om half 5 stond er reeds een halve meter water in mijn woning. Vanuit het zolderraam zag ik dat de polder één zee van water was. De zeedijk was niet te zien, want het water stond daar boven. Als een ware zondvloed stortte het water over de dijk, grote massa's stenen van de dijkglooiing meevoerend. Op enkele plaatsen drong de zee bedenkelijk diep in de dijk door. Toch kwam het niet zover dat de dijk bezweek, maar het scheelde niet veel, dicht bij het witte dijkhuis. Daar stond de dijk op doorbreken, maar het daar aanwezige materiaal om de dijk te herstellen als normaal onderhoud voorkwam de doorbraak.”

In de vroege morgen kwamen de boeren, geholpen door de in de vesting gelegerde militairen, hun vee redden dat op eilandjes zijn toevlucht had gezocht. Wadend door het water werden de beesten naar de droog gelegen oostkant binnen de vesting gedreven.

Nadat de rust was weergekeerd in Muiden en de gedupeerden een volledig overzicht hadden gekregen van de geleden schade, maakte de burgemeester van Muiden, J.L. de Raadt, op 19 januari 1916 bekend dat er in de loop van de volgende week gelegenheid zou zijn om “ten raadhuize alhier opgave te doen van de schade die men geleden heeft bij de storm van 14 januari 1916. Deze opgaven zullen –na behoorlijk onderzocht te zijn- gezonden worden aan de Noordhollandse commissie tot leniging van rampen van algemeene aard. Bovendien zal er in dezelfde week ten behoeve van de slachtoffers van de watersnood een collecte langs de huizen gehouden worden. Voor dit liefdewerk hebben zich een zestal heren en te Muiderberg een tweetal dames bereid verklaard.”

Bij Koninklijk Besluit van 6 maart 1916, no. 83, werd ter gelegenheid van de watersnood een ereteken ingesteld. Burgemeester de Raadt droeg op 6 mei 1916 een aantal mensen voor die in aanmerking kwamen voor deze onderscheiding: J. Schipper, R. van de Bosch, F. van der Heijden, P. Jaarsveld en J. van Berkel. Zij waren in de stormnacht naar de oostzeedijk gelopen om te trachten dijkbaas H. Luijer te helpen. Het zeewater sloeg echter met zulk een kracht over de dijk dat slechts één persoon, J. Schipper, het dijkhuis wist te bereiken. Samen met de dijkbaas hield hij de wacht. De andere personen, “hoewel meermalen door de kracht van het water op den grond geworpen” wekten de veehouders in de Noordpolder en waren behulpzaam bij het in veiligheid brengen van personen en vee. In Muiden waren het K. Pauw, J. van Etten en J. Buitenweg, die door hun onvermoeid en krachtig optreden, hetgeen vaak met grote zelfopoffering gepaard ging, erger wisten te voorkomen door o.m. het opwerpen van noodkeringen om zoveel mogelijk het zeewater te keren en toen dat niet langer mogelijk bleek, de gezinnen uit ondergelopen woningen te helpen bij evacuatie. Zij kregen uiteindelijk geen medaille, maar werden wel eervol vermeld in de Staatscourant en ontvingen hiervan ook een persoonlijke mededeling.

Het is dus maar zeer de vraag of het verstandig is om bij een toekomstige overstroming de bevolking van Weesp naar Muiden te evacuëren. Muiden ligt minstens net zo laag als Weesp. Als Weesp onderloopt, loopt Muiden ook onder. Laten we hopen dat het nooit zover meer komt.

GK
Bron: “De zuidkust van de Zuiderzee geteisterd door de stormvloed van januari 1916”, door H.P. Moelker, uitgegeven door Repro-Holland bv, Alphen aan den Rijn, 1986.



terug naar het overzicht

U kunt uw bijdrage zenden of opmerkingen kwijt door op de onderstaande envelop te klikken
U belandt dan op ons reactie formulier: