Als de nood het hoogst is, is de redding nabij, zegt het spreekwoord.
Die nood was aardig hoog, mag ik wel zeggen, maar het simpele feit dat ik dit nu kan uiten, al is het op de computer, maakt alles een stuk dragelijker.
Ik bevind me in een internet- of webcafe in Stralsund, in het noorden van oostelijk Duitsland, aan de Oostzee (de Z zit hier op het toetsenbord op een andere plaats.) Ik ben een week geleden van huis gegaan en met de trein van Amsterdam naar Hamburg gereisd. Het enkeltje naar de grote havenstad was het enige dat ik van tevoren geboekt had. Verder zou ik alles wel onderweg regelen, zoals ik dat al jaren doe als ik op reis ga. In Hamburg vond ik al snel een hotel, vlakbij het Hauptbahnhof. Ik bleef daar maar één nacht, niet omdat ik de kamer niet goed vond, maar vanwege de prijs. Een hotel aan de overkant van de straat bleek meer dan de helft goedkoper en ook comfortabel.
In de drie dagen dat ik in Hamburg was maakte ik onder andere een rondvaart door de haven en dacht daarbij aan mijn vaders vader. Opa Kroon was scheepskok en voer voor de oorlog vele malen op Hamburg. Tegenwoordig gaat alles met containers, maar ik kocht een ansichtkaart uit de jaren dertig, waarop de situatie van toen goed te zien is. De oude binnenstad is mooi gerestaureerd en heropgebouwd na de oorlog. In de periode 1940 – 1945 kwamen bij luchtaanvallen op de stad zo'n 40.000 mensen om het leven en 50% van de stad werd verwoest. Hamburg heeft een uitgebreid metronet en prima openbaar vervoer.
Op mijn laatste dag in Hamburg ben ik met de S-Bahn en een lokale bus naar het voormalige concentratiekamp Neuengamme gegaan. Ik liep rond op het immense terrein van 10.45 uur tot 16.45 uur en gunde mezelf slechts een kwartiertje pauze. In die zes uur zag ik alle bijzondere monumenten en gebouwen die er overgebleven waren na de ontmanteling van het kamp. Van 1938 tot en met 1945 zaten er zo'n 100.000 mensen gevangen. Van hen kwamen er ruim 40.000 om het leven door executies, martelingen, ondervoeding en overige onmenselijke behandelingen. Ook vele Nederlanders zaten in Neuengamme gevangen. De 600 mannen uit Putten, die na een mislukte aanslag op een Duitse auto als repressaille werden afgevoerd, kwamen voor een groot deel in Neuengamme en de bijkampen daarvan terecht. Eén van hen was Gerrit Koster, de eerste man van mevrouw van Dijk, die nu nog bij de Hakkelaar woont. Hij was toevallig in Putten om eten te halen bij familie van zijn vrouw toen hij werd meegenomen tijdens de razzia. Hij is nooit meer teruggekomen, evenals de broer van mevrouw Van Dijk en zo'n 550 van de 600 mannen uit Putten.
Van Hamburg reisde ik naar Lübeck. Ook een Hansestad. Alweer had ik geluk en vond snel een goede kamer voor een redelijke prijs. Ik slenterde uren door de oude vesting en vermaakte me ´s avonds prima, ondanks het koude en regenachtige weer, bij het zogenaamde Ducksteinfestival, aan de oever van de rivier de Trave. Op een podium in het water trad een r and b-group op, die probeerde het publiek en zichzelf warm te krijgen met aanstekelijke muziek. Dat lukte aardig. Meer nog dan door de muziek was ik in een goede bui vanwege de verkoper van een soort spiraalveren waarin een kristallen bal ronddraaide alsof hij er ieder moment uit kon vallen. Een fascinerend gezicht. Ik kocht een klein model om mee naar huis te nemen en raakte aan de praat met de verkoper. Hij kwam uit Duitsland, maar woonde in Winterswijk en sprak liever Engels dan Duits tegen mij. We kletsten samen heel wat af en ik hielp hem bij de verkoop van de spiraalveren. Af en toe ging hij even wat te drinken halen en paste ik op de winkel. Voor ik het wist was het half twaalf en namen we afscheid.
De dag daarna wilde ik naar Rostock, de volgende Hansestad aan de Oostzee, maar dat viel tegen. Er bleek nergens een bed vrij te zijn, vanwege de Hanseweek, die voorafgaat aan de Sailmanifestatie in Amsterdam. Dan maar door naar het schiereiland Rügen, de volgende halte. In Ostseebad Binz kon ik meerijden naar een luxueus hotel (Imperial) en voor slechts 80 euro dacht ik twee nachten onder dak te zijn. Het weer was belabberd: Motregen en koude wind, maar ik maakte toch een strandwandeling en at heerlijk zeebaars in een restaurant langs de promenade. De volgende dag was het weer iets beter; droog en later op de dag zelfs even zonnig. Ik bezocht weer een andere „attractie“ uit de nazi-tijd.
Hitler liet in 1938 aan de kust van de Oostzee bij Binz een enorm, 5 kilometer lang vakantieoord bouwen voor de gewone arbeiders die door de nazi-ontspanningsorganisatie „Kraft durch Freude“ (KdF) werden getracteerd op een voor die tijd ongewoon luxueus verblijf in een kuuroord aan zee. De naam was PRORA. Het was de bedoeling dat er 20.000 mensen tegelijk in 10.000 tweepersoonskamers zouden deelnemen aan georganiseerde activiteiten. Brede stranden, wandelboulevards, rustzalen, verwarmde zwembaden en enorme eetzalen waren voorzien, maar de oorlog gooide roet in het eten. In 1940 stagneerde de bouw. Alleen de betonnen sketletten en wanden waren klaar en een deel van de enorme kade. Tijdens de oorlog waren delen van het complex in gebruik bij de Wehrmacht. Na de oorlog bezetten de Russen de kamers en in de jaren vijftig werd het complex min of meer afgebouwd door de DDR, die de Nationale Volksarmee legerde in de tot kazerne omgevormde ruimtes. Tot in 1990 de hereniging kwam bleef dat zo. De Bundeswehr nam de zaak nog twee jaar over en vervolgens kwam het 5 km lange gebouwencomplex leeg te staan.
Sommige mensen wilden het slopen, anderen wilden het restaureren. Een deel ervan ontving de monumentenstatus. Ik bezocht een klein gedeelte (gebouw nr. 3) waar sinds einige jaren een cultureel centrum gevestigd is: Kunstkulturstatt Prora. Met een treintje arriveerde ik om half 10. Drie uur later had ik 32 musea en tentoonstellingen bezocht, met zeer uiteenlopende zaken. De grootste was van de NVA; het vroegere leger van de DDR. Ik zag, rook en voelde hoe de vijand van de Koude Oorlog, mijn tegenstander in 1975 – 1976 toen ik zelf in dienst zat, gehuisvest was geweest. Uniformen, slaapzalen, meubels en voorschriften; alles was weer ingericht zoals het ooit geweest was. Een sterke jaren zeventig sfeer ademde het geheel. Veel overeenkomsten met onze situatie, maar ook veel verschillen. Ik sprak met een leeftijdgenoot die vertelde hoe hij indertijd zijn lange haar moest laten afscheren, terwijl wij in Nederland vrije haardracht hadden. Ook vertelde hij hoe ze alles in looppas moesten doen en dat het nu allemaal veel minder streng was dan toen. Tenslotte zei hij lachend dat ze ook veel gein en rottigheid uitgehaald hadden ´s avonds. Wat dat betreft was het bij ons precies zo. Vreemd om na zoveel jaren je potentiële doodsvijand de hand te kunnen schudden.
Die avond at ik weer bij het visrestaurant, na een heerlijke strandwandeling. Ik was van plan om nog twee dagen bij te boeken. Het leven zag er zonnig en goed uit. Even bellen om Kees te feliciteren met zijn verjaardag. Er speelde een showband bij de pier. Drie zangeressen zongen nummers van Glenn Miller en zes mooie meiden dansten op Braziliaanse muziek. De volgende morgen ging ik opgewekt na het uitvoerige ontbijt naar de receptie en vroeg of ik nog twee dagen kon blijven. Nee dus. De kamer was bezet. Dat viel tegen. De tweede klap kwam toen ik moest afrekenen: Niet 80,- euro voor twee nachten, nee 80,- euro per nacht! Dat tikt aan. Misverstandje. Maar goed, het hoort erbij. Ik pakte mijn spullen in en nam met tegenzin afscheid van de kamer met uitzicht op zee. In Binz zat volgens de hoteldame alles vol, dus nam ik de bus naar Sasnitz, een half uur verderop aan de kust. Maar daar was ook niks. Met de trein dan maar naar Stralsund op het vaste land. Daar liep ik een kwartier voor nop naar een pension en kwam tevergeefs bij de recepties van twee hotels. Vol of te duur. Het Intercity Hotel was nog duurder, maar ik was het zat. Dan maar hier voor een nacht. Balen dus, terwijl het er gisteren allemaal nog zo mooi had uitgezien. Ach, dat is reizen.
Zo, dat was het deze keer. Het lucht lekker op. Volgende keer meer. Groeten, GK