terug naar het overzicht
'DE DIGITALE SLUIZ'

Over bommen en bedreigingen


aflevering 122 van 25 juli 2005

Er gaat bijna geen dag voorbij of er wordt wel ergens een bomaanslag gepleegd.

In Londen, Kusadasi, Sharm-el-Sheikh, Istanbul, Bagdad en ga zo maar door. Het meest schokkende ervan is dat we er aan wennen. Zelfs 88 doden is nog niet genoeg voor de meeste Nederlanders om hun vakantie af te breken of te annuleren. We lezen het, zien het, horen het en spreken onze afschuw uit, waarna we weer overgaan tot de orde van de dag. Boodschappen doen, koffie drinken, werken of ontspannen. Het wachten is op de dag dat de terreur ons land bereikt. Dan zal de moord op Theo van Gogh worden weggevaagd in de herinnering door nieuwe en verschrik-kelijker beelden. Dan zal opnieuw beweerd worden dat het rustige Nederland zijn onschuld verloren heeft.

Ik had voor het eerst iets te maken met bomaanslagen toen ik in het voorjaar van 1975 naar Londen reisde. Samen met een aantal bestuursleden van jongerencentrum 't Vosje in Weesp bezocht ik de Engelse hoofdstad om er in "The Global Village" onbekende bandjes te bekijken. We kozen er gezamenlijk met andere jongerencentra uit Nederland een aantal uit om hen in het jongerencirquit op te laten treden. Tussendoor bezochten we de toeristische bezienswaardigheden, zoals Piccadillycircus, Trafalgarsquare en de Tower. De Towerbridge bleek gesloten te zijn voor alle verkeer, ook voor voetgangers. Vanwege bomaanslagen door de IRA die kort daarvoor gepleegd waren in Londen, nam men extra veiligheidsmaatregelen.

In 1991 reisde ik per boot van Stranraer in Schotland naar Larne in Noord-Ierland. Op de veerboot zocht ik tevergeefs naar een ruimte waar ik mijn rugzak kon achterlaten. "No left luggage" zei een bemanningslid. "For securityreasons". In de haven brak even paniek uit onder de reizigers toen via de intercom werd omgeroepen dat er een "bumbag" was gevonden. Het bleek niet te gaan om een bom, maar om een heupgordel, die ook wel op de billen gedragen wordt. De trein van Larne naar Belfast werd onderweg bekogeld met stenen. Er zat een barst in de ruit, maar gelukkig raakte niemand gewond. De stadsbus werd midden in de drukke winkelstraat van Belfast tegengehouden door een slagboom. Er kwamen politiemannen in kogelvrije vesten de bus binnen. Ze keken onder de zittingen van de banken en vertrokken weer vlot. Toen ik even later met enkele medereizigers bij een halte stond te wachten op een andere bus, stopte er voor het verkeerslicht een Britse pantserwagen. Niet gewend aan een dergelijke verschijning, maakten wij enkele grapjes om onze zenuwen de baas te blijven. Opeens draaide de soldaat, die half boven de pantserwagen uitstak, zijn machinegeweer in onze richting en keek ons strak aan. Wij staarden verlamd van schrik terug. Gelukkig sprong het stoplicht op groen, waarop de wagen wegreed, ons met trillende knieën achterlatend.

's Avonds zijn we gaan stappen in het centrum van Belfast. Enkele aantrekkelijke, ongehuwde moeders, Mary en Theresa, 25 jaar oud, troonden ons om 11 uur, na sluitingstijd van "the Crown Bar", mee naar de katholieke wijk rond de Falls Road. De Canadees en de Australiers twijfelden, maar ik zei: "Kom op, je bent maar één keer in Belfast!" Onderweg zagen we een hoge muur, die de katholieke en de protestantse wijk van elkaar scheidde. Er waren grote schilderingen op te zien van Bobby Sands, een IRA-lid dat overleed in de gevangenis na een hongerstaking, maar ook van Nelson Mandela en andere vrijheidsstrijders. Het gebouw van de Sociale Dienst was omgeven door een hoge prikkeldraad omheining en voorzien van metalen rolluiken tegen brandbommen. De helft van de inwoners van de wijk was werkloos. Mary vertelde dat men het gebouw haatte. Ze wilde het 't liefst meteen in de fik steken. We bestelden 'chicken en curry' in een snackbar. Terwijl ik buiten stond te wachten stelde Mary me voor aan een ongeveer 40-jarige man, die meteen een tirade tegen de Engelsen begon af te steken. Hij riep dat dit de beste plek van heel Belfast was, omdat hier de meeste Engelse soldaten waren gedood. Op het zelfde ogenblik doemden er uit de duisternis van de nacht twee Engelse soldaten op. Beiden zwaarbewapend met een stalen helm, kogelvrij vest, radiozender en automatisch wapen. De één liep vooruit en de ander, aan de overkant van de straat, achteruit, voetje voor voetje. Op en afgesproken teken draaiden beiden zich om en vervolgden hun weg. Boven onze hoofden cirkelde een helikopter en even later volgde er een pantserwagen, langzaam rijdend. Gehaast vertrokken we met onze maaltijd naar het huis van de meiden, waar we nog een uurtje slaperig televisie keken. Vloekend in het platte Noord-Ierse dialect werden we door Theresa als een sloom zooitje later de straat op gezet. Die nacht sliepen we in een universiteits complex aan de rand van de stad. De volgende dag at ik een Ulster Fry (gebakken eieren met spek) en vertrok naar Dublin.

In de zomer van 1992 maakte ik een rondreis door Slovenië en Kroatië. Vanwege de oorlog in het voormalige Joegoslavië was het toerisme volledig ingestort. Ik zat in mijn eentje in een restaurant in Pula, Istrië, dronk en discussieerde met jongeren van Moslim, Servische en Kroatische afkomst over oorlog en politiek in Rijeka en logeerde bij een lief oud vrouwtje, dat opeens verkondigde dat alle Serviers beesten waren. In Zagreb maakte ik in de jeugdherberg kennis met ene Jim uit Nieuw-Zeeland. Hij was een Maori en had zich vrijwillig gemeld aan het front in Kroatië om mee te vechten tegen de Serviërs. Na drie weken in Slavonski Brod, aan de grens met Bosnië, waar de granaten hem om de oren vlogen, was hij er vandoor gegaan. Hij lag languit op de vloer van de kamer en maakte een apatische indruk. Ter illustratie van zijn verhaal liet hij een stuk granaatscherf van een centimeter of tien zien. Zijn camouflagepak lag netjes opgevouwen op zijn bed. Die avond zijn we met een groepje Japanners en een Canadees wat gaan eten in de stad. Op het terras waar we zaten streek achter ons een luidruchtig stel jongens neer. Ze bleken ook in de jeugdherberg te logeren en waren net terug gekomen van een 'excursie' naar Slavonski Brod. Enthousiast vertelde een nerveus type dat uit Amerika bleek te komen, dat het er 'fantastisch' was. Duizend bommen en granaten, of zoiets. De Amerikaan vroeg of ik journalist was. Ik kon de volgende dag met hen mee als ik wilde, want ze gingen er weer heen. Ik bedankte beleefd en vroeg hen hoe het er was geweest. Een Duitser uit Beieren in het gezelschap antwoordde met een sterk accent in het Engels, op een trage, irritante manier, dat het bier er goed was en het weer ook en dat er veel moois te zien was. Ik hield me in en vroeg: "Waren er ook leuke meisjes?" De gezichten betrokken. Er waren verschrikkelijke dingen gebeurd, zeiden ze. Ik ben niet gegaan, toen. Wel enkele jaren later, in 1996, kort na de oorlog.

Toen maakte ik een rondreis door Kroatië en bezocht onder andere Osijek, Slavonski Brod en Dubrovnik. Alledrie de steden waren in de onafhankelijkheidsoorlog van 1991 tot eind 1995 zwaar beschadigd. In Knin, dat een jaar daarvoor nog volledig door de Serviers was bezet, zag ik vele uitgebrande winkels en flats. Ik maakte een paar foto's en zwaaide naar een soldaat achter een hek. Even later werd ik aangehouden door een politieman, toen ik uit een bakkerswinkel kwam. Of ik maar even mee wilde gaan naar het politiebureau. Op de gang moest ik wachten. De agent kwam terug en vroeg om mijn "document". Ik gaf hem mijn paspoort. Hij lachte en zei: "Boom, boom?" Ik zei: "Explosief? No, no!" Hij verdween met mijn paspoort in het kantoor en kwam terug met een tolk. Deze gaf me een hand en vroeg in het Engels of ik foto's gemaakt had. Ik zei 'ja'. Hij vroeg of ik journalist was. Ik zei: "Nee, gewoon toerist." Hij legde uit dat ik voorzichtig moest zijn met het maken van foto's omdat er militaire objecten opstonden. De soldaat waar ik vriendelijk naar gezwaaid had en die ook terug gezwaaid had, had meteen gebeld naar de politie!

Ook in Israel en Egypte moet je oppassen met het maken van foto's. Ik nam tijdens een tussenstop in 2001 een foto van de Assoeandam en er kwam meteen een militair naar me toe rennen, van wel 150 meter afstand. Door bemiddeling van de gids mocht ik gelukkig mijn rolletje houden. Ik bezocht Luxor, waar enkele jaren daarvoor een aanslag op toeristen was gepleegd. In 1995, op de luchthaven van Tell Aviv, vroeg een man me even op zijn koffer te letten. Voordat ik het wist was hij verdwenen. Ik voelde me helemaal niet op mijn gemak, maar even later kwam hij terug met een bekertje koffie en bedankte me. Begin jaren tachtig werd het treinstation van Bologna in Italië opgeblazen door een groep neo-fascisten. In 1983 zat ik in een stationsrestauratie in Genua wat te drinken, toen een man naast me opstond en wegliep, zijn koffer achterlatend. Ik wist niet goed wat ik zou doen en bleef gebiologeerd naar de oude leren koffer staren. Gelukkig kwam de man even later terug en nam de koffer mee. In 1993 nam ik de trein naar Istanbul en belde bij de Aya Sofia op naar huis. Mijn vader vroeg ongerust of alles goed met me was. Ik zei: "Ja, prima hoor." Er bleek die dag in het centrum van Istanbul een bom in een prullenbak te zijn ontploft. De Koerden waren ook toen actief. In 1994 was ik in Bilbao en San Sebastian, waar door Basken van de ETA regelmatig bomaanslagen werden gepleegd. En in januari 2004 was ik in Indonesië, waar ik op Bali het monument bezocht voor de bomaanslag op de discotheek, in oktober 2002.

Je kunt natuurlijk door al die ellende thuisblijven en hopen dat je daar niets gebeurt, maar dat doe ik dus niet. Dit jaar ga ik op vakantie naar de Oostzee. Ik neem de trein naar Hamburg en bezoek daar het voormalige concentratiekamp Neuengamme en de oude binnenstad. Daarna wil ik met lokaal vervoer langs de kust verder trekken naar het voormalige Oost-Duitsland, Polen en de Baltische landen; Estland, Letland en Litauen. Als het kan wil ik ook de oude Oost-Pruisische stad Koningsbergen, nu de Russische stad Kalingrad, bezoeken. Daar heb je een visum voor nodig. Ik stuur wel een e-mail tegen die tijd. Voor iedereen die vakantie heeft en houdt:
Veel plezier en laat de terroristen je leven niet vergallen, dan hebben zij tenminste niet gewonnen. GK


terug naar het overzicht

U kunt uw bijdrage zenden of opmerkingen kwijt door op de onderstaande envelop te klikken
U belandt dan op ons reactie formulier: