Toen ik begin januari las dat men de oude plannen voor de aanleg van de verbinding tussen de A6 en de A9 weer uit de kast haalde, dacht ik bij mezelf:
Straks beginnen ze ook nog over de aanleg van de Markerwaard.
En ja hoor; in de Gooi- en Eemlander van j.l. maandag 31 januari stond een artikel met de titel: Droompolder in de maak. Ene Joop Hartog, hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam, schreef in de rubriek 'Economie wijzer' over zijn voorstel om de Markerwaard alsnog in te polderen. Hij wil dat de discussie daarover weer geopend wordt.
Sinds de jaren tachtig heeft men het idee laten varen om ook dit deel van het IJsselmeer droog te maken. De dijk van Lelystad naar Enkhuizen was al in 1976 aangelegd, maar daar is het tot nu toe bij gebleven. Na een eerste inleiding, waarbij hij de waarde van het gebied vertaalt in landbouwgrond en woningbouwterrein, begint hij te fantaseren over de ongekende mogelijkheden van de nieuwe polder. Hij wil 'de parels van het Nederlandse landschap' sparen door nieuwe ruimte te scheppen in de Markerwaard. Citaat: "Vlakbij Amsterdam kan een prachtig woongebied worden aangelegd, zonder landschap en dorpen boven het IJ te verwoesten." Ja, ja. Hoe denkt meneer de hoogleraar de nieuwe polder te verbinden met het oude land? Via een netwerk van stille snelle boten, schrijft hij. In de praktijk zou dat natuurlijk niet zonder snelwegen kunnen. Dat betekent dus nog meer asfalt en verkeer, vernietiging van landschap en aantasting van het milieu, in 'de parels van het Nederlandse landschap.' We weten hier in Muiden helaas maar al te goed waar een dergelijke grote nieuwe polder voor de deur toe leidt. Huizen, spoorlijnen, bruggen, hoogspanningsleidingen, snelwegen en torenflats. En we waren zo blij en trots in 1966. Op mijn tiende verjaardag maakte ik een boottochtje met mijn vriendjes en buurmeisjes. Zelfs Jan-Piet de Gooyer mocht mee, hoewel hij pas nog een baksteen tegen mijn hoofd gegooid had. We voeren met de Wilford uit Muiden naar de Zuiderzeewerken en bekeken de dijk bij Muiderberg, die toen nog midden in het water lag. De Zuiderzeevliegjes zwermden om onze hoofden en Sterke Hein, de laatste visser van Muiden, stierf van uitputting toen hij achter dezelfde dijk ging schuilen voor een storm. Toen de Flevopolder in 1968 droog viel gingen we bijna elke week kijken naar de moddervlakte, waar al gauw het koolzaad bloeide. De bouw van de Hollandse brug was een kunststukje waar we tegenop keken. In 1974 ging ik met mijn vriendinnetje Annemieke Kliek uit Muiderberg zwemmen onder de brug. Ik wilde van de voet van een peiler af duiken, maar herinnerde me nog net op tijd de waarschuwing van mijn moeder: Duik nooit ergens waar je niet weet hoe diep het is. Een jaar later brak op dezelfde plek iemand zijn nek. We vrijden op het Muiderzand toen er nog geen hond kwam en er nog nergens torenflats stonden. In 1976 reed ik met mijn dienstmaatje Ben Ruiter door de polder mee naar de WGF-kazerne in Harderwijk. We zagen veel reeën en fazanten en er was nog bijna geen bebouwing langs de Knardijk. Op een doodlopend stuk van diezelfde dijk moesten we met het leger oefenen in het schoonspoelen van een zogenaamd besmet voertuig, volgens de ABC–regels van de Koude Oorlog. Chemische oorlogvoering; sproei, sproei, sproei.
Mijn moeder spaarde foto's en knipsels over de nieuwe Flevopolder en Almere, de eerste jaren. Er was zelfs een aparte krant: De Almere Post, later de Muider Post en nog later werd hij weer opgeheven. De liefde voor de Flevopolder bekoelde in de loop der jaren.
Er is in 1974 nog sprake geweest van de verplaatsing van de Kruitfabriek naar de polder, maar het was te duur en te afgelegen. In de jaren tachtig solliciteerde ik vele malen als onderwijzer in Almere. Ook viel ik in twee maanden tijd op tien verschillende scholen in deze stad en werkte met allerlei kinderen, van 4-jarige kleuters tot 14-jarig speciaal onderwijs. Het was geen onverdeeld genoegen. We gingen kijken naar de triathlon in Almere-haven en ik maakte een keer een wandeltocht naar Nijkerk, toen mijn familie in een zomerhuisje zat, voordat het hele complex door brand verwoest werd.
Hoogleraar Hartog wil in zijn droompolder Markerwaard unieke steden aanleggen, windparken van gedurfde allure, unieke woningbouw ontwikkelen, ja zelfs ruimte maken voor drijvende steden. Hij wil bioscopen, disco's en elektriciteitscentrales onder de grond aanleggen. Hartog roept op tot een forse collectieve droompartij. "Wat voor moois zouden we allemaal willen realiseren in zo'n nieuw gebied?" Ik zou zeggen: Een groot open water, dat geschikt is voor de watersport, dat de natuur de ruimte laat, watervogels voedsel geeft, de horizon open houdt, de zoetwatervoorziening bevoorraadt, als een onmisbaar waterbergingsgebied en een historisch verantwoord nat hart van Nederland. Het eventueel inpolderen van de Markerwaard moet onbespreekbaar blijven. Er is al genoeg verpest. Laat het water open en wees zuiniger op het land. Kijk eerst eens kritisch naar onze huidige verspillingsmaatschappij voordat je een onvervangbaar gebied voor eeuwig vernield. De recente geschiedenis van Zuidelijk Flevoland is een waarschuwing dat de droom van vroeger kan veranderen in een nachtmerrie als we niet oppassen.