terug naar het overzicht
'DE DIGITALE SLUIZ'

Aflevering 6: Bericht van Bali


aflevering 81 van 3-maart-2004

De Muidenaar Guus Kroon reisde van 6 januari t/m 6 februari 2004 rond in Indonesie en bezocht Java en Bali. In een reeks berichten doet hij verslag van zijn belevenissen en ervaringen.

Bericht van Bali, woensdag 28 januari 2004.

Beste familieleden en vrienden

Het is de zesde keer dat ik op deze reis achter een veel te laag en krap bemeten bureautje kruip om mijn reiservaringen op het scherm en op papier te zetten. Na mijn bezoek aan de Mallabybrug in Surabaya afgelopen zondag, verdwaalde ik hopeloos in een achterbuurt. Mijn orientatievermogen is al eerder op de proef gesteld tijdens deze reis, maar dit keer raakte ik de weg echt kwijt. Volgens het kaartje dat ik van het hotel gekregen had, de plattegrond in mijn Lonely Planethandboek en afgaand op waar ik al eerder naar toe was geweest, was ik er vast van overtuigd dat ik op een bepaalde kruising rechtdoor moest, om terug te komen in mijn hotel. De buurt zag er niet al te florissant uit, maar ach, ik was al wat gewend inmiddels. In een stevig wandeltempo liep ik dus aangestaard en verbaasd gegroet door de lokale bewoners de al snel smaller wordende straat in. Ik zag oude vrouwen voor hun huis buiten zitten, jongere vrouwen de was doen of kinderen verzorgen, eten koken of hun straatje vegen. De mannen zaten of lagen te slapen, hingen wat tegen een hek of zaten op hun hurken te wachten op wat komen zou. Ik groette vriendelijk terug, maar al gauw kreeg ik het gevoel dat ik achter mijn rug of zelf in mijn gezicht uitgelachen werd. "Wat moet die blanke hier?" zag je ze gewoon denken. Dat vroeg ik mij ondertussen ook af. Teruggaan betekende gezichtsverlies. Dan maar doorlopen; die straat zou toch ook wel weer ergens eindigen? Het werd drukker en drukker, de straat werd smaller en slechter. Grote gaten, plassen en bergen afval, waar kippen in rondscharrelden. Wat moet ik doen? vroeg ik me af, de groeten die ik hoorde waren steeds minder in het Engels, hoewel ik soms ook "Money!" hoorde roepen. Kinderen liepen achter me aan en joelden luid. Het zweet brak me uit, voor zover dat nog mogelijk was. Voor me daagde een menigte op. Met veel moeite kon ik me een weg banen door de druk pratende en gebarende mannen. Ze keken omhoog. Ik zag duiven vliegen. Er was een wedstrijd aan de gang. Goddank, geen volksoproer.
Ik moest een becak zien te vinden die me hoe dan ook hier vandaan kon krijgen. Over een half uur was het donker en dan moet ik hier weg zijn. Een rijtje becaks, maar niemand die Engels sprak. Of toch, er kwam een jongen aanlopen. Ik maakte hem duidelijk waar ik naar toe wilde. Hij moest even een andere broek aantrekken en zijn zoontje meenemen en dan ging hij mee, als tolk en gids. In de tussentijd maakte ik tot groot vermaak van iedereen een foto van de becakrijders, die ijdel als kemphanen poseerden. We reden de hele lange weg terug, maar nu kon ik tenminste doen alsof ik druk in gesprek was met mijn Engelstalige vriend. Ik werd afgezet in de buurt van mijn hotel en kon opgelucht ademhalen. Deze avond trakteerde ik mezelf opnieuw op een etentje in het Orientaals restaurant. Het warme en koude buffet heb ik alle eer aangedaan. Het was veel lekkerder en toch nog goedkoper dan het menu a la karte.
De volgende ochtend was ik om 6 uur wakker en stond om 7.15 uur klaar om te vertrekken. Een taxi bracht me naar het treinstation, waar ik Wolfgang, mijn eerste Indonesische Duitser ontmoette. We stapten in dezelfde trein maar in verschillende klassen. Er zijn er drie in Indonesie: Economi, voor het gewone volk, Bizniss voor de wat beter gesitueerden en Executif voor de echt rijken, zoals chinezen en toeristen uit Holland. Ik had deze keer Executif genomen, omdat het een lange reis beloofde te worden. Om te beginnen bleef de trein, die zo mooi op tijd gekomen was, een uur stil staan. Dan reed hij op sommige stukken zo langzaam, dat ik me verbeeldde, dat fietsers ons inhaalden.
Maar goed, uiteindelijk reed hij zoals het hoorde. Wolfgang, die voor Biznissclass had gekozen, kwam me opzoeken. Hij vond het maar koud, met die Airconditioning bij ons. Hij stapte uit in Probolingo, maar toen had ik al kennisgemaakt met mijn Indonesische buurman Hendrik(!) en de kinderen van andere reizigers. We deden spelletjes om de tijd te doden, aten nasi goreng en bakso (een soort soep) en probeerden elkaar zo goed en zo kwaad als dat ging onze reisplannen te vertellen. Ik stond af en toe op om mijn benen te strekken en ging dan bij de openstaande deur in het halletje naar buiten kijken. Talloze rijstvelden volgden elkaar op, afgewisseld met stukken bos en hier en daar een kampong. Ik zag opeens een meisje hurkend baden in een riviertje, onder een paraplu, omdat het regende. Een heel indringend beeld, omdat ze ook nog langdurig naar mij keek. Om vijf uur waren we in Banyuwangi, waar de boot naar Bali vertrekt. Een tegenvaller, want de moderne, goed onderhouden veerboot was vol. Ik kon nog wel een plekje krijgen op een vervallen roestbak, die juist zijn lading aan het lossen was. Ik vroeg een bemanningslid met een blik op mijn horloge wanneer de boot vertrekken zou. Hij zei:"One, maybe two." Ik maakte daaruit op dat de boot pas om 1 uur of twee uur 's nachts zou vertrekken. Dat betekende dus vele uren wachten. Maar geleidelijk aan werd het steeds drukker aan boord en om half zeven waren we opeens onderweg. Het was dus een uur wachten geweest. Op het bovenste dek staand zag ik Bali dichterbij komen. Helaas was mijn lithiumbatterij leeg en kon ik dus geen foto's nemen. De afstand is niet groot; zoiets als Den Helder-Texel. In een half uurtje waren we er. Het volgende probleem; ik wilde naar Singaraja, aan de noordkust, terwijl er alleen maar bussen naar Den Pasar aan de zuidkust gingen. Er ging wel een minibusje, maar dat vertrok pas als er genoeg passagiers waren en ik was de enige gegadigde. Na lang en hardnekkig afdingen (ik kan het steeds beter) wist ik de prijs van een charterrit, alleen voor mij dus, terug te brengen van 250.000 naar 140.000 rp. Ik was moe en het regende, ik had het wel gezien voor vandaag. Maar er zou nog een bloedstollende rit volgen in het minibusje. De kustweg van 95 km lang was vol bochten, overal stonden bomen, er werd op veel plaatsen aan de weg gewerkt, dus er lag zand en grind in de bochten, de chauffeur reed keihard en haalde overal in, plus dat het nog eens hard begon te regenen. Ik kneep hem als een ouwe dief en ging in het midden van de bus zitten uitrekenen of de vier banken voor me voldoende kreukelzone opleverden om een frontale botsing te overleveren. Maar zoals we al in dienst zeiden: "Aan alles komt een eind" en dus ook aan deze rit. Ik werd om half negen netjes afgeleverd bij hotel Padang in Singaraja en sliep een uurtje later als een roos.
De volgende dag, dinsdag de 27e, maakte ik 's morgens een excursie naar een waterval, achterop de motor van een van de hotelmedewerkers. Ook zwom ik nog even in het koude water. 's Middags zat ik drie uur te wachten op de chauffeur die me naar Ubud, aan de andere kant van het eiland zou brengen. De afspraak was dat we om 2 uur zouden vertrekken. 14.10 uur: Er werd opgebeld: De bus komt later, want het regent in de bergen. 15.30 uur: De bus komt nog later want hij neemt vandaag de langere route. 16.00 uur: De bus kan elk moment komen. Om 16.30 uur was ie er dan. "Sorry, mister." Geen uitleg verder, rijden.
Twee en een half uur later kwamen we in het donker aan in Ubud. Ik baalde want van het bekijken van de plaats kwam nu niets meer. Toen de jongen van het bureautje hoorde dat ik naar een Legong-avond wilde, regelde hij snel een motor en even later reden we naar een theatertje ergens buiten Ubud. Legong is de Balinese dans en wat mij betreft behoort het tot de mooiste uitingen die de menselijke beschaving heeft voortgebracht.

De gamelanmuziek, het tempeldecor en de man met zijn jammerviool vormen de omlijsting van danseressen die in schitterende kleding van glimmende rode, gele, groene of goedkleurige stof met heel veel goudstiksel en sieraden, hoofdtooien, sjerpen en waaiers hun ingewikkelde dansen doen. Alles beweegt; hun hoofd, hun ogen, hun armen, hun handen, hun vingers (in onwaarschijnlijke houdingen), hun bovenlijf, hun heupen, hun benen en hun blote voeten, in een razend tempo. Het is echt fantastisch om te zien. Zulke meisjes zouden bij ons wereldsterren zijn, hier moeten ze het doen met een fooitje en een kort applausje van een handvol Japanse toeristen en een enthousiaste Hollander.
Tot zover dit bericht. Volgende keer: Kuta beach en de grote reis terug. Tot dan,


Veel liefs en de groeten van Guus.



terug naar het overzicht

U kunt uw bijdrage zenden of opmerkingen kwijt door op de onderstaande envelop te klikken
U belandt dan op ons reactie formulier: