De Muidenaar Guus Kroon reisde van 6 januari t/m 6 februari 2004 rond in Indonesie en bezocht Java en Bali. In een reeks berichten doet hij verslag van zijn belevenissen en ervaringen.
Bericht uit Surabaya, zondag 25 januari 2004.
Beste familieleden en vrienden,
Deze keer een wat korter bericht uit Surabaya, ook wel als Soerabaja geschreven. De vorige keer, toen ik uit Yogyakarta schreef, heb ik precies drie uur achter de computer gezeten. Niet alleen om te schrijven, maar ook om te lezen, mail te beantwoorden en mijn adresboek bij te werken.
Het gaat nog steeds goed met me. Na ruim twee weken ben ik wel aan het weer hier gewend, maar je blijft zweten. Ook de omgang met het geld is nu geen probleem meer. Je leert langzaamaan de waarde van diensten en producten in te schatten. Toch gaat er geregeld nog weleens iets mis, bijvoorbeeld met een becakrijder of een taxichauffeur die teveel wil hebben. Pinautomaten (ATM's) zijn er genoeg te vinden overal. Vandaag pinde ik bij een filiaal van de ABN-Amroh.
Mijn gezondheid is goed, misschien zelfs wel beter dan thuis. Ik heb hier geen last van boompollen of verkoudheid. Gisteren ben ik wel pijnlijk ten val gekomen, toen ik, onnodig opgejaagd door iemand die dat blijkbaar niet laten kon, bij het instappen van een snelbus, misstapte op de treeplank. Ik hield mijn grote, zware rugzak voor me uit in mijn handen en viel voorover. Hierbij schaafde ik mijn scheenbeen net boven mijn enkel aan de ruwe metalen treeplank. Ik heb de wond die flink bloedde zo goed en zo kwaad als het ging schoongemaakt met een zakdoek en wat water. Ook sprenkelde ik er jodium op, wat nu niet echt een aangenaam gevoel was. Met een redelijk schone zakdoek verbond ik het voorlopig. Later in het hotel heb ik de wond voorzichtig gewassen en met dermatol behandeld. Gelukkig had ik nog een groot stuk pleister om er over heen te plakken.
In Yogya schreef ik jullie dat ik de eerste dag even de stad in was geweest. De volgende dag ben ik met een bevriende becakrijder, die goed Engels en zelfs wat Nederlands sprak, bijna de hele dag op sjouw geweest. Hij, Susilo geheten, reed me achtereenvolgens naar het paleis van de sultan (kraton), waar ik een rondleiding kreeg van een prive-gids, net als in Solo. We, Susilo en ik, aten samen een ijsje (hij at voor het eerst van zijn leven, 42 jaar oud, een cornetto) en daarna bracht hij me naar de "vogeltjesmarkt." Behalve allerlei vogels in kooien zijn er ook katten, honden, konijnen, slangen en andere dieren, zowel voor de consumptie als voor de show. Het Waterpaleis daarachter stelde niets voor; ze waren aan het restaureren en het begon te regenen. Ik vluchtte een batikwinkel binnen en kocht maar meteen twee kleine kleedjes. Een met de Merapi en een met de Borobudur.
Toen de regen me te lang duurde reed Susilo me naar een tentje waar ik nasi goreng at. Na afloop daarvan was het weer droog en dus zijn we toen nog even langs een zilverwinkel geweest. En wat denk je? Na zo'n vijfentwintig jaar heb ik de ring van Jolanda Hanzen door laten knippen en een nieuwe, grote en brede zilveren ring met wajangmotief gekocht. HIj staat heel mooi vind ik zelf en hij zit ook een stuk ruimer dan de oude, veel te krap geworden ring.
Over wajang gesproken; 's avonds ben ik met Susilo per becak naar het Ramayana-ballet geweest.
Guus draait de rollen om
Eerst heel lekker eten, met naast me een levende antiquiteit (een orkestje in traditioneel kostuum) dat gamelanmuziek speelde. Daarna in een openluchttheater de schitterende voorstelling van de Ramayanadansgroep. De kostuums, de muziek, het spel en het verhaal (in een Nederlandse folder!) waren echt heel mooi. Het oeroude Hindoe-verhaal van de boogschutter Rama en zijn ontvoerde geliefde Sinta, kom je later in allerlei vormen weer tegen. In de kraton van de sultan zag ik bijvoorbeeld hetzelfde verhaal met wajangpoppen uitspelen.
Op donderdag zijn Susilo en ik op een gehuurde motor naar de brug bij Sentolo geweest. Daar, bij de kali Progo, hebben zich in 1949 heel wat spannende taferelen afgespeeld in de strijd om de macht tussen de Republiek Indonesie en de Nederlandse regering. De oude hangbrug was er nog, maar het kostte ons veel moeite hem te vinden. Met de zelfontspanner maakten we een "verzoeningsfoto" op de brug, van Susilo en mij samen, hoewel ik geen moment iets van haat of wraakgevoelens heb gemerkt bij de Indonesiers. Ik zag nu ook de echte sawa's, waar vele mensen ploeterden in de modder en het water, om de rijstplanten goed te laten groeien. Een buffel hebben we jammergenoeg niet gezien, wel talloze bamboepunthoeden, zoals men ze ook draagt in Vietnam. Een ander hoogtepunt was het bezoek aan de zee. Terwijl Susilo de schaduw opzocht, wandelde ik langs het strand, dat bestond uit zwartgrijs, grof (lava?) zand. Enorme grijsdblauwe golven rolden te pletter op de kust. Het was er verboden te zwemmen en dat was maar goed ook. Het ene moment stond je tot je enkels in het water en de volgende golf spoelde ruim boven je knieen. Heel vreemd. Later hoorde ik dat de plaatselijke bevolking gelooft in een zeegodin, die als je niet oppast, je in zee trekt en verdrinkt. Om haar gunstig te stemmen worden er twee keer per jaar offers gebracht, door grote groepen mensen op het strand. Nu echter was het Chinees nieuwjaar en talloze mensen zaten of liepen aangekleed en wel in het water. Zwembroeken zag je niet, laat staan badpakken of bikini's (of nog minder). Men ging, net als bij onze voorouders, 100 jaar geleden, gekleed in lange broeken of kniebroeken te water. T-shirts en bij de sportieve jongens sportbroeken, of een bloot bovenlijf. Ik werd, net als overal waar ik kom in Indonesie, van alle kanten aangekeken, nagestaard, toegeroepen en gevraagd om te poseren voor foto's. Een grote groep jongeren was aan het touwtrekken. Ik hielp de verliezende partij een handje, waardoor ze opeens toch wonnen. Grote hilariteit en vele handen schudden.
Op de terugweg naar Yogya zijn Susilo en ik bij wijze van uitzondering (en tegen betaling van zo'n 30.000 roepiah=3 euro) door een bewaker rondgeleid over het terrein van een suikerfabriek. Vanwege het Chinese nieuwjaar werd er niet gewerkt, maar het was de moeite waard. Een overwoekerd rangeerterrein met een oude lokomotief, verroeste fabriekshallen en een modern tractorpark, waar volgens de bewaker de geest van een door een ongeluk omgekomen man spookte, die 's nachts zomaar opeens een tractor deed starten. Stille kracht, anno 2004.
Op vrijdag de 23e maakte ik een lange busreis, van Yogya naar Jepara. Van de ene kant van het eiland naar de andere. Via Magelang, Ambarawa, Ungaran en Kudus bereikte ik in de loop van de middag het stadje aan de Javazee. De laatste halte voorlopig van de nostalgietour in het voetspoor van mijn vader. Ik had inmiddels al vele plaatsen waar hij ook was bezocht. Mijn onderkomen was een stuk minder geriefelijk dan in Yogya, in een vervallen logement met gedeelde mandi en wc, maar het was maar voor een nacht. Om een uur of vijf slenterde ik naar het centrum, waar op de alun-alun (een groot grasveld, zie ook Klaten) volop werd gevoetbald. Na een rondje toekijken werd ik er bij geroepen en speelde een partijtje mee. Als "Ruud van Nistelrooij from Holland" werd ik geintroduceerd. Deze is namelijk enorm populair hier. Ik deed het niet slecht als rechtsbuiten en speelde, net als de jongens, op blote voeten. Om 6 uur nog een foto en dan gauw allemaal naar de moskee, want de imam riep. Andi, een man van een jaar of 30, bleef zitten om met me te praten. Hij handelde in houtsnijwerk en wilde me graag wat van zijn producten laten zien. We dronken een kop thee in een tentje verderop en hij bracht me terug op zijn motor. De volgende ochtend kwam hij me ophalen om me zijn werkplaats te laten zien. Jepara is al eeuwenlang internationaal vermaard om zijn houtsnijwerk, maar er komen nooit toeristen hier, alleen zakenlui. We reden door de dessa (=het platteland) over onderwatergelopen weggetjes, want het had vannacht vreselijk geonweerd. Ik had lekkage gehad in mijn kamer, maar mijn bed bleef gelukkig droog. We bereikten een dorpje dat helemaal bestond uit tientallen houtsnijwerkbedrijven, in een lange straat. Ik bewonderde de techniek en de werkstukken van de mensen en zij waren blij met mijn belangstelling. Ik hoefde niets te kopen en kreeg gratis thee aangeboden. Andi bracht me naar de bushalte, maar niet nadat ik eerst nog even gezwommen had in de Javazee. Heerlijk water, prachtig strand.
De busrit naar Surabaya langs de kust van Midden/Oost-Java was interessant vanwege de zoutwinning en de vissersdorpjes, maar duurde wel erg lang. Om 12 uur vertrok ik uit Jepara en om 8 uur 's avonds was ik in de tweede stad (2,5 miljoen inwoners) van Java. Onderweg leerde ik alweer iemand anders kennen (ja, dat gaat hier heel gemakkelijk!), die me op weg hielp en er voor zorgde dat ik met een taxi terechtkwam in Hotel Paviljoen. Een middenklasse hotel, waar ik het weekend wil doorbrengen. Gisterenavond trakteerde ik mezelf op een luxe etentje in een "Orientaals restaurant" maar de lamsbout viel tegen. Geef mij maar soto-ayam morgen, in plaats van Franse uiensoep. Vandaag hou ik een rustdag, hoewel ik inmiddels al een wandeling naar het treinstation gemaakt heb ivm mijn vertrek naar Bali morgen, bij de ABN gepind heb en oa de brug heb bezocht waar de Engelse officier Mallaby in 1945 werd doodgeschoten. Volgens mijn, aangepaste, planning ga ik nu een paar dagen naar Bali en maak dan de lange reis terug naar Jakarta. Omstreeks begin februari wil ik weer terug zijn in de hoofdstad. Dat was het voor deze keer. Een tekstdocument opgemaakt op wordpad,