Vandaag, op een herfstige zondagmiddag, ging ik op bezoek bij Cornelis.
Cornelis is schizofreen, dat wil zeggen; hij hoort stemmen. Stemmen in zijn hoofd. Aardige stemmen en onaardige stemmen. De stemmen beheersen zijn leven. Cornelis kan niet zelfstandig leven, daarom zorgden zijn ouders voor hem, bijna twintig jaar lang. Dat ging niet altijd goed, maar ze deden hun best. De ouders van Cornelis zijn nu op een leeftijd dat zij niet langer voor hun zoon kunnen zorgen, want het is heel zwaar en ze zijn niet meer de jongsten. Cornelis is daarom in maart dit jaar opgenomen in streekziekenhuis Gooi-Noord, op de psychiatrische afdeling. Daar zat hij om andere medicijnen uit te proberen en in afwachting van een kamer in een "beschermd wonenproject." Nu, na zeven maanden wachten, heeft hij eindelijk een kamer gekregen in Hilversum.
Ik fietste naar Weesp en nam de trein naar Hilversum. Eigenlijk wilde ik naar station Hilversum-Noord, maar de eerste trein die aankwam stopte daar niet, dus besloot ik te gaan lopen vanaf het centrale station. Er was geen saucijzenbroodje te krijgen daar want de kiosk was dicht en ik had trek, dus liep ik even binnen in de McDonaldszaak in het winkelcentrum. Het broodje kroket duurde vrij lang en het begon te regenen. Ik wandelde desalniettemin om 3 uur de laan in waar volgens mijn briefje de woning van Cornelis moest staan. Terwijl ik speurde naar het juiste nummer hoorde ik plotseling achter me iemand roepen en op het raam kloppen. Cornelis zwaaide enthousiast achter het raam aan de overkant. Ik liep naar de ingang van een mooie oude villa, omgeven door veel groen. Cornelis deed zelf open begroette me hartelijk. Hij was blij me te zien. We dronken thee in de huiskamer, nadat hij me zijn eigen kleine kamertje had laten zien. Af en toe kwamen er andere bewoners langs. Ze knikten even of zeiden schuw gedag. De begeleidster Hellen stelde zich voor en Andrea, een zorgzame vrouw van een jaar of vijftig, maakte een praatje met ons. Cornelis speelde piano, rookte een paar shaggies en vertelde me dat hij het soms moeilijk had. Het was erg stil in huis, na de zeven maanden in het drukke en levendige Gooi-Noord. Om kwart voor vijf was het tijd voor zijn medicijnen. Ik zag dat hij moe werd en nam afscheid.
De terugweg was korter want ik liep nu naar station Hilversum Noord. Het regende hard maar ik was er op gekleed met mijn lange regenjas en pet. Uit mijn rugzak haalde ik een flesje AA en een rolletje Stophoest. Lezend in mijn meegebrachte dagboek wachtte ik onder de overkapping op de trein naar Weesp. Een kwartier voor tijd klonk er een mededeling door de intercom: "In verband met een aanrijding rijden er geen treinen van Naarden-Bussum naar Weesp. Reizigers in de richting Amsterdam/Schiphol worden geadviseerd via Utrecht te reizen." Mijn trein kwam keurig op tijd. Op station Naarden-Bussum stapte ik uit. Er werd niets gezegd over eventuele bussen. Ook de drie conducteurs op het perron wisten niet of er extra bussen kwamen en wanneer. Ik liep naar de bushalte van bus 136 en zag dat deze pas om 18.06 uur kwam. Het was 17.25 uur. Ik kocht een Lionreep bij de "Tickets en service"- winkel. Het meisje daar werd overstelpt met vragen van gestrande reizigers. Ze wist niet dat er ook om 18.06 uur een bus naar Amsterdam ging. Ik zocht een plek op het perron en wachtte op eventuele mededelingen, terwijl ik in mijn dagboek las. Een klein blond meisje kwam gezellig naast me zitten. Ik adviseerde haar ouders die naar Amsterdam moesten om de gereedstaande trein naar Utrecht te nemen. De conducteur even verderop vertelde aan een bezorgde vrouw dat er iemand voor de trein gesprongen was bij Weesp. "Ja mevrouw, als de blaadjes vallen, dan is het altijd raak. Het kan nog wel even duren voordat alles opgeruimd is. Dat hangt af van de snelheid van de trein en of de sporen nat waren…" Ik dacht aan Cornelis en zijn medebewoners en sloeg mijn dagboek dicht. Het was bijna zes uur. Ik stapte, met nog een aantal mensen die via mij kennis genomen hadden van deze mogelijkheid, op de bus naar Amsterdam. De 136 reed via Naarden, het Naarderbos, Muiderberg en de A1 naar Muiden. Ik stapte uit bij het parkeerterrein en leegde mijn blaas achter een boom. Daarna liftte ik na een kwartiertje wachten mee met Paul Korzelius en zijn vriendin Judith naar Weesp, om daar mijn fiets op te halen. Paul stelde me aan zijn vriendin voor, als "de man die mij vroeger bijles gaf, waardoor er toch nog iets van mij terecht gekomen is." Hij werkt tegenwoordig bij Roche in Almere en woont in Weesp. Ik bedankte hen hartelijk bij het station en trok mijn fiets uit het rek. De man van de stalling wist niet of de treinen alweer reden. Terwijl ik wegfietste hoorde ik achter me een trein richting Bussum gaan. De schemering kwam vroeg en op het pad langs de sloot vielen langzaam de blaadjes. GK