terug naar het overzicht
'DE DIGITALE SLUIZ'

De 60e vierdaagse in de hete zomer van 1976


aflevering 63 van 7 augustus 2003

Op woensdag 7 juli 1976 werd onze hele 141e verbindingscompagnie op de WGF-kazerne in Harderwijk geconsigneerd vanwege de massale bos- en heidebranden op de Veluwe.

Rond Arnhem woedden enorme branden, waarvan de sporen nog vele jaren te zien waren langs de snelweg. Ik kreeg geen nachtpermissie en kon dus niet naar huis. Ik dacht, als ik toch moet blijven, dan wil ik ook wel wat doen en meldde me vrijwillig voor het brandpiket. Helaas hadden ze me niet meer nodig. Dan maar wat klooien op de kamer en in de gang; voetballen met Ruud Jansen en "de nieuwe" natgespoten met de brandslang. Het was de hete zomer van 1976. Wekenlang regende het niet of nauwelijks en de gemiddelde temperatuur liep geregeld op tot boven de dertig graden Celsius, net als nu dus. Ik zat zo'n 11 maanden in dienst als gewoon soldaat en had alles al een keer meegemaakt. Alles, behalve de Vierdaagse. Vele maanden van tevoren waren we begonnen met trainen. Eerst 15 kilometer lopen, dan 20, dan 25, 30 en zo steeds meer. Daarna kwamen de bakstenen erbij, elk zo'n 2,5 kilo, want met je wapen en je veldfles samen moest je minstens 10 kilo bepakking bij je hebben straks in Nijmegen. In je ransel zaten de etensblikken en je grondzeil. De bakstenen droeg je in twee patroontassen aan je koppelriem. We liepen in groepen van een man of vijftig, afkomstig uit de drie compagnieën van ons battaljon. Je kreeg een dag verlof en je hoefde niet op Site-wacht als je het haalde, dus er waren in het begin veel liefhebbers. Na de eerste keer dertig km vielen er al een aantal af en na de wandeling met 10 kilo bepakking volgden er nog een aantal. Ik kreeg zelf een blaar van zo'n 3 cm doorsnee op mijn rechter hak, plus nog wat kleinere blaren bij mijn tenen, maar aan opgeven dacht ik niet. Er komt vanzelf wel eelt op, na het doorprikken. We renden ondanks onze zere voeten naar het douchegebouw aan de overkant van het voetbalveld, om als eerste in een van de drie ligbaden te kunnen liggen. Het trainen voor de Vierdaagse doorbrak de sleur van het kazerneleven en bespaarde me een aantal vervelende klusjes. Het was wel erg warm, ook al tijdens de trainingsmarsen in de richting van Ermelo en Nunspeet, langs de stinkende eendenfokkerijen, maar dat kon ons niet deren. Af en toe rustten we even uit op een terras langs de weg en dan bestelde ik meteen maar twee glazen jus d'orange tegelijk, zo'n dorst had ik. Ik liep voorop en gaf het tempo aan. We liepen stevig door, in het gelid, dat loopt lekkerder en we zongen onderweg allerlei liedjes met meer of minder schunnige teksten, zoals: " Er was eens een man op Terschelling…" Op maandag 19 juli vertrokken we in een drietonner naar Nijmegen. Om tien uur 's morgens waren we in het grote legerkamp Heumensoord. Duizenden militairen uit de hele wereld in grote legertenten, burgers en belangstellenden. We sliepen op veldbedden, een hele luxe, want normaal tijdens oefeningen lagen we gewoon op de grond in onze slaapzakken onder de aan elkaar geknoopte tentzeiltjes. Tijdens de eerste verkenning van het kamp veroorzaakten we enige opschudding bij de buitenlandse militairen vanwege onze lange haren. Zelf was ik nog voor ons vertrek bij de kazernecommandant geroepen, een overste. Hij vroeg me of ik mijn lange haar niet wilde afknippen, omdat dit niet representatief zou zijn voor ons leger. Ik zei dat ik daar niets voor voelde en dat ik het juist wèl representatief vond. De haardracht was vrij, sinds de soldatenvakbond VVDM daar in het begin van de jaren zeventig voor gestreden had. Met tegenzin moest de overste me laten gaan. Ik had het langste haar van onze groep; zo'n dertig centimeter schat ik, maar de andere maten hadden ook lange blonde lokken en baarden en snorren. De Amerikanen floten naar ons alsof we meisjes waren. Zij waren kaalgeschoren en zeiden : "Hé man, get a haircut.!" We lachten er om en namen ons voor om ze eens wat te laten zien. Om te lopen heb je geen kort haar nodig. We gingen vroeg slapen, want om half 4 werden we gewekt. Om zes uur konden we pas vertrekken. Het was nog koel, maar al gauw begon de zon te branden. Het lopen ging in het begin waardeloos; door de drukte trapten we op elkaars hakken en kwamen niet in ons ritme. Er werd flink gescholden. Na drie uur lopen was de eerste pauze. De voeten verzorgen en wat eten. Dan weer verder. Met Denen en Duitsers samen gelopen, met wisselend succes. Onderweg zowaar een paar regenbuien gehad. Pijn in mijn hak en een blaar. Eén uitvaller; Ron Westerink, maar die had niet genoeg getraind. 's Avonds nog even naar de discotheek in de caditent en om half tien naar bed. Op de tweede dag om kwart over drie door vaandrig Koot geroepen. We vertrokken nu een uur eerder. Om vijf uur waren we onderweg. Naast ons sleepten de Schotten zich voort achter hun doedelzak, na een hele nacht doorgezakt te hebben. De eerste twintig kilometer gingen slecht. Er werd veel gezeurd en weinig gezongen. Zere voeten en een slecht moreel. Na de pauze klaarde de stemming op. Ik pakte mijn kazoo en blies en zong de rest van de tijd. Een speciaal voor de gelegenheid verzonnen Vierdaagselied, met het bekende refrein: "En van je hela, hela,hela-hooolala…"Aan het eind van de mars bleken we 46 km gelopen te hebben in 11 uur tijd. Als militair liepen we 4x 40 km met 10 kilo bepakking, maar het was niet precies elke dag 40 km. Soms iets meer, soms iets minder. Ondanks alles voelde ik me nog fit en vol goede moed. 's Avonds regende het hard. Een Duitse blaaskapel in de Cadi en om negen uur al plat. Ook de derde dag verliep goed. De Zevenheuvelenroute doorstonden we zonder problemen, in het gezelschap van Amerikanen ("I saw a lady in blue"). Met hun mars-lied: "Your left, your right, come pick up the step, your left your right, your lèèèft" klommen we in hoog tempo tegen de hellingen op. We dwongen respect af, ondanks onze lange haren. 's Middags was er een soort stammenstrijd met de cadetten van de KMA (Koninklijke Militaire Academie) aan de overkant van het veld. Wij zongen liederen en zijn reageerden daar dan weer op door een ander lied nog harder te gaan zingen. Onder het lopen op de vierde dag kregen we doorgesneden sinaasappels te eten en er waren mensen met water langs de kant. De veldflessen raakten al snel leeg, maar je kon ze weer vullen bij burgers langs de route. In Cuijk was een grote rustplaats. Zeven kilometer voor het einde moesten we ons opeens omkleden in het uitgaanstenue. Ik voelde daar helemaal niets voor, want ik wilde het publiek laten zien hoe we drijfnat van het zweet, met grote plakken uitgebeten zout op onze gevechtspakken hadden geleden. Maar zo gaat het in het leger; je moet wel, dus liep ik even later ook met mijn nette pakje te paraderen langs het massaal toegestroomde publiek. Ook mijn ouders en mijn toenmalige vriendin waren er in Nijmegen. Ik kreeg zoenen en bloemen, want ik had het gehaald. Moe, maar tevreden sjokten we 's avonds in burgerkleding door het feestende Nijmegen. De volgende ochtend was het om 6 uur opstaan en inpakken. Op de kazerne kregen we koffie met cake en een toespraakje door de overste. Tijdens een defilé werden de medailles uitgereikt. Ik was zo trots als een aap. De grote gele medaille zag er net zo uit als die van mijn opa vijftig jaar daarvoor. Daarna mochten we naar huis. Een feestelijke ontvangst door de familie en dan op vakantie. Een weekje kamperen in Valkenburg. Het bleef mooi weer. Uitgerust en wel keerde ik op maandag 9 augustus terug op de kazerne en zag tot mijn verbazing dat ik meteen op rapport moest komen bij de compagniescommandant. Het bleek dat bij een inspectie in de wapenkamer, na de Vierdaagse, mijn Uzi-pistoolmitrailleur met een verroest deksel en verroeste loop was aangetroffen. Ik zei dat ik er niets aan kon doen omdat ik meteen na de Vierdaagse op vakantie was gegaan. Daar had men niets mee te maken; ik was persoonlijk verantwoordelijk voor het wapen en had dan maar iemand anders opdracht moeten geven om het ding schoon te maken. Na de wandelingen in Nijmegen gingen de wapens altijd uit veiligheidsoverwegingen meteen achter slot en grendel in een grote kist. Ik had nooit meer aan schoonmaken gedacht natuurlijk. De regen van de laatste loopdagen had alle tijd gehad om in te vreten. Ondanks een goed woordje door de vaandrig die ik als raadsman had opgevoerd kreeg ik fl 45,- boete en de opdracht om het wapen alsnog goed schoon te maken. Hoe dat af liep kunt u later nog eens lezen in mijn boek: "Aan alles komt een eind, of de lotgevallen van soldaat 220456274." GK


terug naar het overzicht

U kunt uw bijdrage zenden of opmerkingen kwijt door op de onderstaande envelop te klikken
U belandt dan op ons reactie formulier: