Vorige week werd op het IJ achter het Centraal Station in Amsterdam een zeilbootje overvaren door een tanker.
Een van de twee bejaarde opvarenden kwam daarbij om het leven. De tanker was recht op het plezierbootje afgevaren en had nog signalen gegeven, maar om de een of andere reden was het scheepje niet uitgeweken. Het deed mij denken aan een avontuur dat ik zelf meemaakte, op 9 oktober 1979, nu 24 jaar geleden. Het was in het laatste jaar van de P.A. toen we in de gymlessen allerlei leuke dingen deden; schaatsen op de Jaap Edenbaan, zwemmen in het bad aan de Heiligerweg, zeilen op de Kagerplassen en roeien op de Amstel, vanaf de steiger bij de Berlagebrug. We hadden al eens geroeid in een boot van acht man met stuurman en dat ging prima. De volgende keer bleek dat er te weinig plaatsen in de twee boten waren voor onze klas. De gymleraar, Ruud Kruze, wist dat ik thuis ook een roeiboot had. Hij vroeg me of ik eens een skif wilde proberen. Dat leek me wel wat, zo'n eenpersoonsbootje waarmee je lekker hard kon gaan. Maar even later bleek dat het nog niet meeviel om overeind te blijven in zo'n wankel en smal geval. Het is smaller dan je achterwerk en je moet, in tegenstelling tot de grotere boten waar je om en om roeit, één links en één rechts, in een skif met twee roeispanen over elkaar gekruist roeien. Trek je harder met je rechterarm omdat je daarmee sterker bent dan je linker, dan sla je al bijna om. Je moet dus heel behoedzaam en gelijkmatig roeien. Terwijl ik worstelde met de lange roeispanen dreef ik langzaam af naar een woonboot. Mijn onbeholpen pogingen brachten de ruiten van de woonboot in gevaar, zodat de bewoner mij dringend verzocht om meer naar het midden van de rivier te gaan. Ik duwde mezelf af en dobberde langzaam verder. Opeens hoorde ik een schreeuw in de verte. Een klasgenoot riep vanaf de steiger: Guus, pas op er komt een boot aan! De gymleraar stond ook druk te gebaren. Van onder de Berlagebrug zag ik een groot vrachtschip aan komen. Het was ongeladen en lag hoog op het water. Hoewel het schip nogal hard voer maakte ik me geen zorgen. Er was ruimte genoeg links van mij om te kunnen passeren. Ik bleef rustig liggen en wachtte tot het schip voorbij zou gaan. Tot mijn grote schrik wijzigde het echter zijn koers en kwam recht op mij af stomen. Ik probeerde weg te roeien, maar mijn gestuntel verhinderde dat ik voor of achteruit ging. Ondertussen naderde het vrachtschip in volle vaart. Ik zag de boeg hoog en dreigend op me af komen. Toen de afstand nog slechts enkele tientallen meters bedroeg, nam ik een besluit: Ik moest eruit springen en maken dat ik weg kwam, desnoods zonder boot. Zenuwachtig maakte ik mijn voeten los uit de riempjes. Gekleed in een t-shirt en lange broek met schoenen dook ik in het smerige water van de Amstel. Na een paar slagen schoolslag draaide ik me op mijn rug en zag nog juist hoe het houten, handgemaakte roeibootje met roeispanen en al door de boeg van het vrachtschip werd gekraakt en naar de beneden werd gezogen. Aan het eind van het schip kwamen bij de schroef de stukken en splinters weer boven drijven. Ik zwom naar de kade en werd door twee mannen die daar aan het werk waren op de kant getrokken en met een slang afgespoeld. Enkele klasgenoten kwamen aangerend . Ik verontschuldigde me voor het bootje, maar ze waren allang blij dat ik het er levend afgebracht had. Vooral de gymleraar had duizend angsten uitgestaan. Vele jaren later zag ik hem weer op een reunie. Zodra hij mij in de gaten kreeg stootte hij zijn vrouw aan en zei: "Kijk, dát is die jongen van de roeiboot op de Amstel." Hij vertelde dat hij er nog lang nachtmerries van gehad had. Nooit meer was hij gaan roeien met derdejaars studenten. Zelf heb ik er nog jarenlang er aan moeten denken als ik over de Berlagebrug kwam. In mei 1992 verdronk een 49-jarige roeier uit Delden, toen hij op het Twentekanaal werd overvaren in een roeiboot met acht personen. Roeien doe ik nog graag, maar nooit meer in een skif.
GK