zag ik een lid van het Comité Openbare Feesten met het meisje dat in de kerk een versje had opgezegd naar het houten kruis op de Algemene Begraafplaats in Muiden lopen. Ze legden er bloemen bij, zoals men dat al een aantal jaren pleegt te doen. Ik heb daar altijd wat moeite mee. Waarom worden er bloemen gelegd bij een kruis waaronder niemand begraven ligt? Waarom worden er bloemen gelegd bij het vermeende graf van iemand die weliswaar ook in de oorlog is omgekomen, maar niet eens uit Muiden kwam? Kent men eigenlijk de geschiedenis van dit graf? Wie was Maarten Krul? En hoe zit het met de oorlogsslachtoffers uit Muiden en Muiderberg? Eren we met de bloemen op de graven van de zes geallieerde vliegers niet alle oorlogsslachtoffers, in Muiden en elders? Waarom dan die aparte ceremonie bij dat houten kruis? Het wordt tijd voor een historisch overzicht. Het eerste slachtoffer van de oorlog in Muiden was waarschijnlijk Jan Pauw, een oom van mijn vader. Hij verdronk op 6 oktober 1940, toen hij misleid door duisternis, (er was geen enkele straatverlichting, alles was verduisterd op last van de Duitsers) storm en regen in de sluis gelopen is. Er was nog geen hek of andere afscheiding, zodat hij, op zoek naar de leuning van de Sluisbrug, waarschijnlijk met een hand aan zijn pet, voorover gebogen heeft gelopen en zo opeens in de kolk gevallen is. Er stond een zuidwesterstorm en dat betekende toen "spuien." De hoge waterstand van de Vecht drukte de sluisdeuren open en het water stroomde met grote snelheid de haven uit. Oom Jan moet onmiddellijk meegesleurd zijn met de stroom. Wijlen Jan Melis heeft nog een schreeuw gehoord, vertelde hij me ooit. Jan Pauw verdronk en werd pas 12 dagen later gevonden, in de hoek van de jachthaven bij het Muiderslot. Zijn naamloos graf op de Muider begraafplaats werd vorig jaar geruimd, te samen met zes anderen.
Op 1 mei 1943 stortte er om kwart voor drie 's morgens een Britse Halifax bommenwerper neer in de Noordpolder tussen Muiden en Muiderberg. Bij het wrak werden twee lijken gevonden: De Engelse piloot G. Watson en de mitrailleurschutter T. Scarff uit Canada. De volgende dag werd nabij Muiden het aangespoelde lichaam gevonden van de Canadese navigator A.E. Parsons. Hij werd op 3 mei op de Algemene Begraafplaats in Muiden begraven, naast de twee andere bemanningsleden. Dezelfde dag werden nabij de latere Ballasthaven de lichamen gevonden van de schutter en bommenrichter L. Hannam uit Londen, de Schotse boordwerktuigkundige I.D. Crawford en de Canadees R. Sheperd, die als boordschutter in de staart zat van het vliegtuig. Zij waren met hun parachutes kort voor de mislukte noodlanding uit het toestel gesprongen, maar verdronken in het koude Ijsselmeer. Het zevende bemanningslid, de Engelse telegrafist W.R. Louth, is nooit teruggevonden en dus tot op de dag van vandaag vermist. Hij was het enige bemanningslid dat getrouwd was. De graven vormen het middelpunt van de jaarlijkse dodenherdenking op 4 mei. De in eerste instantie geplaatste houten kruisen werden na de oorlog vervangen door officiële Britse grafstenen. Henk Oosterbroek stierf op 24 augustus 1943 in Rathenow, bij Berlijn. Hij was samen met zijn broer Dick en een andere broer die ook Henk heette, maar 'Bul' genoemd werd, in 1942 uitgezonden naar Duitsland. Nadere gegevens ontbreken omdat veel foto's en documenten in de familie zijn zoek geraakt. Waarschijnlijk is Henk gestorven aan een besmettelijke ziekte. Hij ligt op een onbekende plaats begraven in Rathenow. Jan Mol werkte bij Broshuis en werd in 1942 opgeroepen voor werk in Duitsland. Hij moest naar Braunschweig, waar hij in de 'Hermann Goering-staalfabriek tewerk gesteld werd. Op 19 februari 1944 kreeg de schuilkelder waar hij in zat een voltreffer bij een bombardement. Zwaargewond werd hij naar een lazaret gebracht. Daar is hij de volgende dag overleden. Hij ligt begraven in een massagraf in Braunschweig. Gerrit Meyer uit Muiderberg was in 1938 getrouwd met een meisje uit Putten. Ze gingen bij de Hakkelaarsbrug wonen. In oktober 1944 werd hij in Putten opgepakt als represaille na de aanslag op een Duitse militaire auto. Samen met zijn zwager, Jan van Dijkhuizen, de broer van zijn vrouw, werd hij naar het concentratiekamp Neuengamme in Duitsland gebracht. Daar stierf Gerrit op 13 december 1944. Hij ligt begraven op de erebegraafplaats in Osnabrück. Zijn zwager Jan is vermist en er is niets over zijn lot bekend. Mevrouw Meyer hertrouwde na de oorlog met Van Dijk. Ze is inmiddels opnieuw weduwe en woont nog altijd bij de Hakkelaarsbrug. Kees van Willigen was groepscommandant van de rijkspolitie in Weesp, Weesperkarspel, Nederhorst den Berg, Nigtevecht en Muiden. Hij kwam uit Winterswijk en was in de kost bij de familie Bruyne, op de boerderij aan de Lange Muiderweg. Zijn vrouw en dochtertje liet hij in 1944 overkomen. Op 21 december van dat jaar, vlak voor Kerstmis, werd er opgebeld. Collega Driehuis was aan de lijn, met de mededeling dat er een paar Duitsers aan het geld roven waren bij de boeren op de 's Gravelandseweg. De politieagenten Hillebrand en Schouwenaar van Muiden bleken niet aanwezig te zijn, dus ging Van Willigen er zelf op af. Zijn vrouw probeerde hem nog op andere gedachten te brengen, maar hij zei dat het zijn plicht was om zijn collega te helpen. Hij stapte op zijn fiets en reed naar de lange brug bij het fort op de Ossenmarkt in Weesp. Onderweg passeerden hem twee Duitsers op de fiets. Samen met zijn collega Driehuis keerde hij bij Weesp direct om en reed hen achterna. Aan het eind van de Lange Muiderweg, bij het bruggetje over de Tocht, zaten de twee Duitsers het geld te tellen. Van Willigen en Driehuis stapten op hen af en eisten het geld op. Terwijl de ene het geld gaf deed de ander een paar stappen terug, pakte zijn pistool en schoot twee keer. Van Willigen viel getroffen voorover in de sloot. Driehuis sprong over de sloot en zette het op een lopen. Later keerde hij terug en vond het lijk van zijn collega. De daders bleken gedeserteerde Wit-Russen in Duitse dienst te zijn. Ze werden allebei gepakt; de een toen hij lag te slapen op de hooizolder van de boerderij van Ben Hottentot bij de Hakkelaar, de ander ergens in het Gooi. Beiden werden onmiddellijk geëxecuteerd. Kees van Willigen werd met veel ceremonieel begraven op de Algemene Begraafplaats in Muiden, op 27 december 1944. Zij graf ligt aan het eind van het pad naar de geallieerde vliegers. "Gevallen bij het uitoefenen van zijn plicht." Tijmen de Beer stierf aan difterie op 30 december 1944 in Bremen, Duitsland, toen hij daar in een reparatiewerkplaats tewerk gesteld was. Samen met oa Rienk van Galen-Last werkte hij bij Broshuis en moest gedwongen naar Duitsland in het kader van de 'Arbeitseinstaz.' Zijn graf in Bremen werd na de oorlog bezocht door zijn broer Henk. Een eenvoudig houten kruis herinnerde aan de Muidenaar.
Kees Vis was nachtwaker in de Bouvyzoutfabriek. In 1944 werd er op een nacht aan de deuren gerammeld. Kees was bang voor een razzia van de Duitsers en had zijn voorbereidingen getroffen. Tegen collega's had hij van tevoren gezegd dat als ze hem kwamen halen hij een plekje had waar ze hem nooit zouden vinden. Hij verstopte zich in een rookkanaal van een niet-werkende zoutpan. Door een verkeerd gestelde of lekkende schuif kwam er echter koolmonoxide in het kanaal, waardoor hij stikte. Er bleek helemaal geen razzia te zijn geweest.
Behalve de directe slachtoffers tijdens de oorlog, zijn er ook naderhand Muidenaren aan de gevolgen van de oorlogsjaren gestorven. Jacob Schulp werd op 21 september 1941 door lokale politiemannen gearresteerd op verdenking van sabotage. Hij was lid van de eerste verzetsgroep; De Geuzen. Hij zat, na enkele weken in kamp Amersfoort te hebben doorgebracht, tot het eind van de oorlog in het Oost-Duitse concentratiekamp Buchenwald. Op 25 mei 1971 stierf hij, slechts 50 jaar oud.
Ook aan de andere, 'foute' kant, vielen er slachtoffers. Uit piëteit voor de nabestaanden wordt hier geen naam vermeld. Een NSKK-man stierf aan het Oostfront, een Waffen-SSer raakte zwaargewond. Een Duitser pleegde zelfmoord na de capitulatie, op een binnenplaatsje bij de Vechtkade. Twee meisjes die met de Duitsers 'liepen' werden zodanig toegetakeld en vernederd na de bevrijding, dat ze uiteindelijk aan de gevolgen zijn overleden.
En Maarten Krul? De 24-jarige man werd op 21 april 1920 geboren. Hij stierf op 11 december 1944 bij een beschieting door een geallieerd vliegtuig, nabij de toenmalige Merwedebrug, toen hij die dag meereed met een Duitse militaire colonne. Hij kwam uit Enschede en was op weg naar Amsterdam. In de Weesper Koerier van 22 december 1944 wordt het bericht van overlijden vermeld bij de burgerlijke stand. Over de toedracht is verder niets te vinden. Omdat het op Muider grondgebied gebeurde werd hij in opdracht van de gemeente Muiden door P.J. Hasenaar (mijn grootvader) begraven. Het houten kruis stond oorspronkelijk op een andere plaats en stak een stuk hoger uit de grond. Na een ruiming en een reorganisatie in de jaren negentig is het op de huidige plek terecht gekomen.
Bij naoorlogse militaire acties en vredesoperaties zijn bij mijn weten geen Muidenaren omgekomen. Wel zijn er tientallen Muidenaren als militair naar Nederlands-Indië geweest. De pokkenprik die daarvoor nodig was, kostte Jan "Bakkertje" Schiffel het leven. Ook zijn er minstens twee Muidenaren naar Korea geweest, als vrijwilliger: Bram Suyk, zoon van de vroegere christelijke onderwijzer en oud-wethouder Sjake van Huissteden. Zij zijn er beiden goed vanaf gekomen. Dat geldt ook voor de Muidenaar Teus van der Zee, die in 1978 als dienstplichtig soldaat naar Libanon ging. Genoeg stof ter overdenking, lijkt me, voor een volgende herdenking. GK