De oude visser stapte in zijn roeiboot en roeide zoals elke dag de haven uit. Op de pier speelde een jongetje dat zijn hand naar hem op stak. Hij zwaaide terug en keek van onder zijn eeuwige zuidwester naar de lucht. De wind wakkerde aan, maar hij maakte zich geen zorgen. In de ruim tachtig jaar dat hij nu visser was, had hij vele stormen meegemaakt, maar altijd had hij het overleefd. Hoewel vrijwel al zijn leeftijdgenoten (hij werd geboren in 1874 en was dus nu 95 jaren oud) allang overleden waren of op zijn minst ergens in een bejaardentehuis zaten, wist hij van geen ophouden. "Ik wil niet gepensioneerd worden. Ik vertik het om uit te scheien" had hij 13 jaar geleden in een interview gezegd. Hij had woord gehouden. "Als je niet in de weer bent, dan is het met je gedaan."- Hij was maar een klein mannetje, maar hij was altijd al erg sterk geweest. Toen hij vroeger als jongeman schepen loste, kon hij, omdat hij zo klein was, zonder te bukken snel met de zware balen meel de opslagplaats van de boerenbond in lopen. De grotere kerels liep hij er tot hun verbazing op die manier uit en zo verdiende hij extra veel geld. Daarmee kreeg hij ook zijn bijnaam "Sterke Hein" of "Sterke Janus". Natuurlijk kon hij ook mooie sterke verhalen vertellen. Vooral bij de kapper, waar hij vaak vele klanten voor liet gaan, om maar verder te kunnen vertellen. Bovendien leverde dat nog wat op ook. In de Gooische Boer dronk hij zijn ouwe klare of een cognacje en soms een "flesje rood". Ko van der Weijden was zijn kameraad en tevens de waard van het café. Hij ventte met zijn gevangen of gekochte vis langs de deuren in Muiden en Weesp. Iedereen kende en groette hem, gekleed als hij was in schipperstrui en laarzen, met zijn onafscheidelijke zuidwester op.
Hij haalde de riemen aan en zette koers naar zijn netten achter de Kruitfabriek. Er zat niet echt veel vis in. Toen hij opnieuw bij de pieren was en richting het Muiderslot wilde roeien, was de wind zo toegenomen dat hij langzaam afdreef. Door de storm kwam hij uiteindelijk bij Muiderberg terecht. In de verte zag hij de dijk van de nieuwe polder opdoemen. Misschien was het beter om daar even wat beschutting te zoeken tegen de kou en de wind. Hij legde aan bij een strekdam en trok zijn roeiboot langs de kant naar de luwe zijde, waar hij afmeerde. De storm ging verschrikkelijk tekeer. Het sneeuwde en hagelde. Zijn verweerde handen zochten steun toen hij de steile dijk beklom. In zijn hoofd duizelde het. Voor hij het wist verloor hij zijn evenwicht. Hij rolde aan de landzijde van de dijk naar beneden en stootte zijn hoofd hard tegen een bazaltblok. Bewusteloos bleef hij een hele tijd liggen. Toen hij eindelijk bij kwam voelde hij opgedroogd bloed aan zijn hoofd. Moeizaam kwam hij overeind en ging op een grote steen zitten. De vermoeidheid en de kou maakten dat hij nauwelijks meer bewoog.
In Muiden had in eerste instantie niemand hem gemist. Zijn vrouw was al jaren geleden overleden. Op zaterdag echter vroeg zijn zoon Cornelis zich af waar "die ouwe" was. Niemand had hem terug zien komen. De politie stond niet bepaald te trappelen om te gaan zoeken. Op zaterdag gebeurde er verder niets, maar op zondag werd er een zoekaktie gehouden. Men vond niets. 's Maandags werd er weer gezocht. Men ontdekte dat de netten achter het Muiderslot nog vol zaten. Uiteindelijk werden door Ko van der Weijden twee militairen overgezet bij de latere Hollandse brug. Zij liepen, in tegenstelling tot de anderen, langs de landkant van de dijk en daar vonden ze hem tenslotte. Hij moet snel zijn overleden, want zijn tabaksdoos waaruit hij pruimde zat nog vol. Zijn boot, de MU I lag er nog. De oude man was gestorven zoals hij geleefd had. Een passend einde voor de laatste visser van Muiden.