terug naar het overzicht
'DE DIGITALE SLUIZ'

Op zoek naar de zeearend


aflevering 31 van 1 januari 2003

Op 1 januari 2003 word ik gewekt door het geluid van vechtende kauwen.

Het is mijn eigen schuld; gisterenmiddag heb ik zaadbollen en een netje pinda 's opgehangen in mijn tuintje en nu maken de zwarte vogels ruzie over hun ontbijt. De mussen, koolmeesjes en een enkel roodborstje komen er niet aan te pas. Ze wachten beleefd tot de 'grote jongens' klaar zijn. Ik help de kleintjes een handje door een klap op het raam te geven. De kauwen vliegen weg.
's Middags lees ik in de krant dat er twee zeearenden zijn gesignaleerd in het Gooi. Volgens mijn vogelgids uit 1981 zijn het schaarse wintergasten die in het Ijsselmeergebied voorkomen. Ze heten zeearenden omdat ze zich hoofdzakelijk voeden met grote vissen, maar ze eten ook zeevogels, ganzen, eenden, hazen, konijnen en aas. De Gooi- en Eemlander meldt enthousiast dat tientallen vogelliefhebbers naar onze regio komen om een glimp op te vangen van deze reuzen. Hun spanwijdte bedraagt zo 'n 2,5 m. Kenners spreken dan ook wel van "de vliegende deur." De zeearend is herkenbaar aan zijn lichte kleur en de witte staart. Verder heeft hij onbevederde poten, in tegenstelling tot de steenarend, die hier ook af en toe wel gezien wordt.
Het ging na de Tweede Wereldoorlog slecht met de roofvogels door het vele gebruik van landbouwgif, maar sinds dit aan banden gelegd is, komt de vogel weer steeds meer voor in ons land. De vogelspotter in de krant heeft de zeearend meerdere malen in de nabijgelegen Keverdijksepolder gezien en zegt dat je op dit moment de meeste kans hebt langs de Loodijk. Ik besluit, ondanks het slechte weer, op zoek te gaan naar de zeearend. Zo 'n kans krijg je niet vaak. Lange regenjas aan, laarzen, pet en handschoenen en de verrekijker om. Eerst even nog op familiebezoek om de beste wensen uit te wisselen en dan met de fiets tegen de zuidoosten wind in naar het Naardermeer.
De regen striemt in mijn gezicht, maar ik fluit vrolijk de Radetskimars, die ik zojuist nog hoorde bij het nieuwjaarsconcert in Wenen. De lucht is grijs en mijn bril beslaat. Ook de verrekijker blijkt al gauw nutteloos, want alles is wazig als ik nabij de visserij een plotseling opvliegende buizerd wil volgen. De wegen zijn verlaten, de weilanden ook. Grote plassen geven aan dat er veel neerslag gevallen is. Alle gemalen werken op volle toeren. Op het Kreugerlaantje sjokt een eenzame hardloper. Ik haal hem in en groet hem. Hij blijft naast me lopen. Nee, zeearenden heeft hij niet gezien. Wel ligt er verderop een totaal uit elkaar getrokken meerkoet, zegt hij. Inderdaad zie ik even later de poot van een meerkoet op de weg liggen, maar van de zeearend geen spoor. Ook een zwijgzame, wat oudere man op een fiets die langzaam rijdt en om zich heen kijkt, heeft niets gezien. Knobbelzwanen en grauwe ganzen zoeken voedsel in de ondergelopen weilanden. Ik pauzeer even in de luwte van een electriciteitshuisje bij de brug over de Karnemelksloot. Het water loopt van mijn jas mijn laarzen in. Mijn sokken zijn doorweekt. Het wordt niets meer vandaag. De zeearend laat zich niet zien .Gelijk heeft hij, met dit weer. Ik fiets terug naar de Hakkelaar, langs de andere kant van het Naardermeer. In de trekvaart ligt het bootje van de DWR, dat dienst heeft gedaan bij het vernieuwen van de beschoeiing. Het heet de Stormvogel. Totaal verkleumd en doorweekt kom ik thuis. De vetbollen zijn al grotendeels opgegeten. Het wordt vroeg donker. De vogels zoeken hun schuilplaatsen op. Ik neem een warme douche en denk: Volgende keer heb ik misschien meer geluk. Beter tien vogels in de tuin dan één onvindbaar.

GK


terug naar het overzicht

U kunt uw bijdrage zenden of opmerkingen kwijt door op de onderstaande envelop te klikken
U belandt dan op ons reactie formulier: