terug naar het overzicht
'DE DIGITALE SLUIZ'

Iede Reen, of een moderne versie van een oud verhaal


aflevering 28 van 24 december 2002

Iede Reen zat slaperig onderuit gezakt voor de televisie te kijken naar Studio Sport toen er gebeld werd.

Hij bromde tegen zijn vrouw dat ze moest open doen. Zij was nog van de oude stempel en gehoorzaamde. Er stond een man voor de deur die vroeg of hier Iede Reen woonde. Zij bevestigde dit. Hij vroeg of hij even binnen mocht komen want hij wilde haar man spreken. Ze twijfelde een moment, maar de vrieskou drong het huis binnen door de openstaande deur en haar man riep vanuit de kamer botweg: "Deur dicht!" In de helverlichte kamer zag de man er angstaanjagend uit. Hij had een lange zwarte jas aan en een grote zwarte hoed. Zijn gezicht verborg hij half onder de schaduw van zijn hoofddeksel, maar de bleke huid stak duidelijk af tegen de kraag van zijn jas. Een ijzige stilte viel toen de man de kamer binnenkwam. Iede Reen staarde de gedaante aan en het duurde even voordat hij weer bij zijn positieven was. "Wat , wie is dit? Vrouw, wat moet ik met die vent?" Zijn vrouw antwoordde zenuwachtig dat die meneer hem wilde spreken. Daarop zette de onbekende zijn hoed af en sprak tot Iede Reen:
"Inderdaad. Ik ben De Dood en ik kom je halen." Boos en in verwarring schreeuwde Iede Reen, terwijl hij de kale bleke vreemdeling aanstaarde: "Ik ken geen 'De Dood' man! Wat moet je van me? Ik zit net lekker voetballen te kijken, ja!" De Dood keek hem doordringend aan en sprak langzaam: "Het is je tijd. Je gaat sterven. Kom, geef me een hand. Ik heb nog meer te doen." Sprakeloos staarde Iede Reen hem aan. Toen hervond hij zijn gewone houding. "Ben jij helemaal besodemieterd! Wat is dit voor flauwekul zeg? Mijn huis uit! Wegwezen hier." "Je gelooft me niet" sprak De Dood weer. "Kijk" zei hij. Hij stak zijn hand uit en raakte een bosje bloemen aan. De bloeiende rozen verwelkten onmiddellijk en de bruine blaadjes dwarrelden op het tafelkleed. "Mijn bloemen!" riep de vrouw des huizes verschrikt. "Geloof je me nu?" vroeg De Dood. "Ach wat! Goocheltrucs. Dat kan een kind ook, denk ik" wierp Iede Reen onzeker tegen. "Goed", zei De Dood, "je vraagt er zelf om." Vervolgens liep hij naar de hond die grommend en piepend met zijn staart tussen zijn benen onder de tafel gekropen was. De Dood knielde en aaide de hond even over zijn kop. Onmiddellijk verstijfde het beest en rolde op zijn rug. Ontzet schreeuwden Iede Reen en zijn vrouw het uit. "Aaah, Blondi! Wat heeft u met Blondi gedaan? Dat kan toch niet, dat mag toch niet zomaar!" De Dood keek ze beiden rustig aan en zei: "Geloven jullie me nu? Ik ben De Dood en kom je halen Iede Reen. Wees gerust vrouw, uw tijd is nog niet gekomen.' "O gelukkig", zei de vrouw." Ik krijg morgen visite. Stel je voor."
Maar Iede Reen begon te trillen van angst. "Ik wil nog niet dood. Ik ben nog veel te jong. Toe alsjeblieft, laat me leven. Ik zal voortaan mijn leven beteren. Ik doe alles wat je maar wilt." "Helaas, er zijn geen uitzonderingen mogelijk" sprak De Dood ongeduldig. "Maar er zijn toch genoeg andere mensen die eerder dood zouden kunnen gaan dan ik" wierp Iede Reen tegen. "Ik heb een oude buurman die ernstig ziek is, misschien wil hij wel met mij ruilen!" De Dood dacht even na en sprak toen: "Goed, ik zal je een kans geven. We vragen het aan je buurman." De oude man in het huis daarnaast lag op bed maar zijn ogen stonden nog heel levendig. "Zou jij in mijn plaats dood willen gaan, buurman" vroeg Iede Reen haastig. "Je bent toch al zo lang ziek, jouw leven heeft geen zin meer." De buurman ging rechtop zitten en zei fel: "Dat bepaal ik zelf wel, Iede Reen. Ik wil zo lang mogelijk blijven leven!"

Wanhopig schreeuwde Iede Reen tegen De Dood die al aanstalten wilde maken om hem vast te grijpen: "Nee, nee, wacht! Ik weet nog iemand. Mijn beste vriend zal zich wel voor mij opofferen!" De vriend woonde niet ver daar vandaan. Hij was thuis en zat ook naar het voetballen te kijken. Verrast deed hij open en nodigde hen binnen. "Zeg ouwe jongen, ik zit met een lastig probleem" zei Iede Reen vriendelijk. "Zou jij voor mij wat willen doen; we zijn toch kameraden, niet?" "Tuurlijk man, wat is er dan? En wie is die maat van je?" "Euh, dat is De Dood die me wil halen" zei Iede Reen vlug. "Wil jij niet in plaats van mij met hem mee gaan? Ik bedoel, jij hebt toch geen gezin enzo dus ik dacht…" Verbijsterd keek de vriend hem aan. Het volgende moment duwde hij hem de deur uit en schreeuwde woedend: "Wat denk je wel? Ben je helemaal gek geworden? Ik ga een beetje voor jouw plezier dood zeker. Mafkees De Dood kreeg bijna medelijden met Iede Reen, zo beteuterd stond hij te kijken. Toch gaf hij het nog niet op. "Mijn vriendin zal het wel doen, echt, ze houdt van me. Toe, ga nog even mee."
De tien jaar jongere vriendin liet hen niet eens binnen. "Nee ouwe, het is jammer voor je maar ik ga toch echt niet de pijp uit voor jou. Trouwens ik wou het toch net uitmaken. Sorry."
Iede Reen, nog nauwelijks van de schok bekomen, pijnigde zijn hersens om snel nog een ander alternatief te bedenken. Zijn zoon, kon hij dat maken? Ja, waarom niet? Je moest wat over hebben voor je vader, of niet soms. Hij had jaren krom gelegen voor die etter. De Dood zei niets maar liep na een knik achter hem aan door de vrieskou. Het gezin van zijn zoon zat gezellig een spelletje te doen aan tafel. "Pa, wat kom jij doen?" vroeg zijn zoon achterdochtig toen hij hem voor de deur zag staan. "Ja, jongen. Ik zit in de nesten. Kun jij me helpen?" Toen de zoon hoorde waar het om ging, riep hij zijn vrouw erbij. "Moet je zien, wat een lef hè? Die ouwe denkt echt dat ik mijn nek voor hem uit ga steken. Na alles wat hij ons geflikt heeft! Mijn gezin in de steek laten zeker, voor zo iemand als jij. Nee Pa, het spijt me zeer. Je zoekt het maar uit." En hij gooide deur dicht in zijn gezicht. Iede Reen voelde zich steeds beroerder worden. Een barstende hoofdpijn maakte het denken bijna onmogelijk. Hij rilde bij de gedachte om te sterven, maar aan de andere kant was het leven nu ook weer niet zo fraai, eigenlijk. Het was min of meer zijn eigen schuld, na al die jaren van egoïsme, dat niemand op hem zat te wachten.
Toch was er misschien nog één manier om van De Dood af te komen. Hij had wat gespaard voor zijn ouwe dag. Misschien kon hij die vent wel zover krijgen dat hij genoegen nam met geld of andere rijkdom. Ze bevonden zich dicht bij een nachtclub. Een avondje stappen, veel drank, mooie vrouwen. Misschien kon hij hem wel ergens lozen en dan zou hij morgen wel weer zien. Maar het was alsof De Dood zijn gedachten had gelezen. "Kom, Iede Reen, het is de hoogste tijd. We moeten gaan." In een laatste poging om tijd te winnen vroeg Iede Reen nog om afscheid te mogen nemen van zijn vrouw. Dat mocht. Hij rende naar huis. Zijn vrouw deed open en zei: "En, is het gelukt, leef je nog?" "Nog wel, ja" antwoordde Iede Reen "maar dat zal niet lang meer duren. De Dood zit me op de hielen. Zou jij niet mijn plaats in willen nemen, lieve schat, want ik heb altijd van je gehouden. Jij houdt toch ook van mij?" Voordat zijn vrouw kon antwoorden voelde Iede Reen een ijskoude hand op zijn schouder. Alles werd zwart voor zijn ogen en hij zakte langzaam in elkaar.

Zijn vrouw vond hem de volgende dag in de stoel voor de televisie. Die avond daarvoor was ze wat eerder naar bed gegaan. Dat voetballen altijd. Hij maakte zich er zo druk om alsof het een kwestie van leven en dood was. De dokter sprak van een hartstilstand (Vrij naar "Elkerlic", middeleeuws wagenspel.)

GK



terug naar het overzicht

U kunt uw bijdrage zenden of opmerkingen kwijt door op de onderstaande envelop te klikken
U belandt dan op ons reactie formulier: